Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[naam 1] te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
[Bedrijfsnaam, sub 2] B.V.te ’s-Hertogenbosch,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 21 februari 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eiseressen, waaronder [naam 1] en Mondzorg, een kort geding aangespannen tegen gedaagde [naam 2]. De eiseressen vorderden in conventie dat gedaagde zou worden verboden om niet-voorbehouden handelingen te verrichten, maar trokken deze vordering aan het einde van de mondelinge behandeling in. Gedaagde handhaafde haar verzoek om eiseressen in de proceskosten te veroordelen, omdat zij het kort geding nodeloos aanhangig hadden gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen in reconventie van gedaagde, die eiseressen verbood om onjuiste informatie over haar te verspreiden, toewijsbaar waren. De rechtbank stelde vast dat de eiseressen onterecht de IGJ hadden ingelicht over de vermeende onrechtmatige handelingen van gedaagde, wat leidde tot ernstige gevolgen voor gedaagde, waaronder het beëindigen van haar dienstverband. De rechtbank oordeelde dat de belangen van gedaagde zwaarder wogen dan die van eiseressen, en dat de inhoud van de brief aan de IGJ onrechtmatig was. Eiseressen werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.566,00 werden begroot, en in de proceskosten van gedaagde in reconventie, die op € 692,50 werden begroot. De voorzieningenrechter legde een dwangsom op voor het geval eiseressen het verbod zouden overtreden.