ECLI:NL:RBDHA:2024:11479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/09/658786 / FA RK 23-9317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling beperkte goederengemeenschap met betrekking tot schuld van man aan zijn zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 21 december 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding hebben ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De vrouw heeft verzocht om de wijze van verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen vast te stellen en om een bedrag van € 2.788,- van de man te ontvangen, alsook om twee armbanden en een oplader aan haar toe te delen. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor veertig procent van de totale schuld die tijdens het huwelijk is ontstaan, welke schuld in totaal € 6.826,56 bedraagt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw bij wijze van uitzondering niet draagplichtig is voor de lening die de man bij zijn zus heeft afgesloten, omdat deze lening betrekking heeft op een verbetering van de huurwoning, die nu door de man wordt bewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen slechts kort gehuwd zijn geweest en dat de vrouw niet aansprakelijk is voor de schulden die de man voor het huwelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft de vordering van de man om de vrouw voor een deel van de schulden aansprakelijk te stellen afgewezen, omdat de man niet voldoende onderbouwd heeft dat de toename van de schuld tijdens het huwelijk is ontstaan.

Wat betreft de armbanden heeft de rechtbank geoordeeld dat deze aan de vrouw toebehoren, omdat zij deze voor het huwelijk heeft aangeschaft. De man heeft dit niet betwist. De rechtbank heeft bepaald dat de man de armbanden aan de vrouw moet afgeven. De vordering van de vrouw om een bedrag terug te ontvangen dat zij aan de man heeft overgemaakt, is afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor dit verzoek is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw recht heeft op de telefoon die op haar naam staat, omdat zij de kosten van het abonnement betaalt. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man verplicht om de armbanden en de telefoon aan de vrouw af te geven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-9317 (echtscheiding) en FA RK 24-641 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/658786 (echtscheiding) en C/09/660529 (verdeling)
Datum beschikking: 19 juni 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 21 december 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij in Katwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Dreiling in Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken;
  • het exploot van 21 december 2023;
  • het F9-formulier van 6 mei 2024 van de vrouw, met bijlagen.
Op 15 mei 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de man.

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2023 in [plaatsnaam 1] , in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • de wijze van verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen vast te stellen conform punt 4 van het verzoekschrift, dan wel door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • te bepalen dat de man een bedrag van € 2.788,- tegen kwijting aan de vrouw dient te betalen, subsidiair een ander bedrag;
  • te bepalen dat twee armbanden (Guess) en een kopje van een oplader worden toegedeeld aan de vrouw. De man dient twee armbanden (Guess) en een kopje van de oplader (en subsidiair de telefoon) binnen twee weken na echtscheiding aan de vrouw af te geven;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor veertig procent van de totale schuld die tijdens huwelijk is ontstaan. Deze schuld bedraagt totaal € 6.826,56. De man vindt dat de vrouw aan de man een bedrag van € 2.730,62 dient te betalen.
De vrouw voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Partijen zijn het er over eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat de echtscheiding kan worden uitgesproken.
Verdeling
Niet gesteld en verder is ook niet gebleken dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Daarom neemt de rechtbank aan dat partijen zijn gehuwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.
De huwelijksgemeenschap is ontbonden op 21 december 2023 door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. De ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat uit de goederen en schulden die voor het huwelijk reeds gemeenschappelijk waren en uit de goederen en schulden die tijdens het huwelijk zijn verkregen of aangegaan. Dit geldt niet voor schulden die betrekking hebben op goederen die buiten de gemeenschap vallen. Die schulden vallen niet in de gemeenschap. (artikel 1:94 tweede lid en zevende lid BW).
Bij de verdeling van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen moet als uitgangspunt worden genomen dat partijen in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap geldt als peildatum de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 21 december 2023. Voor de bepaling van de waarde geldt de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen daarover een andere afspraak maken.
Omvang gemeenschap
De man heeft gesteld dat de volgende goederen tot de gemeenschap behoren.
De gezamenlijke schulden
De inboedel
De saldi op de bankrekeningen
De schulden
De man heeft gesteld dat hij veel schulden heeft moeten maken om de woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam 2] aan te passen aan de wensen van de vrouw. Hij heeft hiervoor een lening af moeten sluiten bij zijn zus in september 2023. Van deze lening staat per januari 2024 nog een bedrag open van € 5.300,- Ook heeft hij op verzoek van de vrouw een wasmachine, een vloer en gordijnen aangeschaft. Door al die uitgaven zijn de voorhuwelijkse schulden van de man opgelopen, zoals zijn schuld aan infomedics die is opgelopen van € 1.300,- naar € 1.907,-. Daarvan staat nog een bedrag open van € 1.194,56. Verder is er nog een schuld motorrijtuigenbelasting € 222,- en een schuld aan Liander van
€ 100,- De totale schuld komt op een bedrag van € 6.826,56. Omdat de vrouw niet meer in de woning woont acht de man het redelijk dat zij 40% van de schulden betaalt. Dit komt neer op een aan de man te betalen bedrag van € 2.730,62.
De vrouw betwist dat de lening van de man bij zijn zus tijdens het huwelijk is ontstaan. Verder is zij van mening dat zij niet aansprakelijk is voor de schulden die de man al had voor het huwelijk.
Overweging rechtbank ten aanzien van de schulden
De rechtbank overweegt dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen omdat een schuld geen goed is als bedoeld in artikel 3:182 BW.
Gelet op artikel 1:100 tweede lid BW geldt in de onderlinge verhouding tussen partijen dat, voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, deze schulden door beide partijen voor een gelijk deel worden gedragen. Dit kan anders zijn als dat schriftelijk is overeengekomen of als uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Partijen zijn dus beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden en zijn ieder in beginsel voor de helft draagplichtig voor het aflossen van deze schulden. De rechtbank wijst erop dat, als één van de partijen wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht heeft op de andere partij.
Uit het door de man als bijlage 4 overgelegde stuk maakt de rechtbank op dat er sprake is van een overeenkomst van lening, die gedateerd en ondertekend is door [naam 1] en door de man op 1 september 2023, dus tijdens het huwelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw bij wijze van uitzondering niet draagplichtig is voor deze lening, omdat de lening betrekking heeft op een verbetering van de woning, welke woning nu bewoond wordt door de man. Daarbij speelt een rol dat partijen naar de rechtbank begrijpt slechts zeer kort hebben samen gewoond en zeer kort geleden zijn gehuwd. Uit al deze omstandigheden vloeit voort dat de draagplicht van de vrouw op grond van eisen van redelijkheid en billijkheid op nihil moet worden gesteld ten aanzien van deze schuld.
Wat betreft de schuld bij infomedics maakt de rechtbank op uit een brief van de deurwaarder [naam 2] van 20 november 2023 dat de man bij vonnis van 15 november 2023 is veroordeeld tot betaling van € 1.194,56. De vraag is echter of deze schuld zijn oorsprong vindt in een reeds voor het huwelijk bestaande schuld. In dat geval is de vrouw daarvoor niet draagplichtig, Voor zover de toename van de schuld wel tijdens het huwelijk is ontstaan geldt het volgende: De vrouw is voor de tijdens het huwelijk ontstane toename wel draagplichtig voor de helft. Voor zover de man meer dan zijn aandeel heeft betaald van deze toename van de schuld, heeft hij een regresvordering op de vrouw. De rechtbank kan deze regresvordering echter niet vaststellen, omdat de man niet onderbouwd heeft wat de toename exact is en ook niet gesteld heeft of en zo ja in hoeverre hij deze schuld heeft afgelost. Dat geldt ook voor de door hem aangevoerde schulden bij Liander en voor de schuld bij de belastingdienst ten aanzien van de motorrijtuigen belasting. De rechtbank wijst de vordering van de man daarom af.
Het is verder aan partijen zelf om te inventariseren in onderling overleg welke overige schulden tijdens het huwelijk zijn ontstaan aan de hand van schriftelijke stukken, waarbij zij elkaar over en weer inzage geven in de relevante bewijsstukken.
Twee armbanden merk Guess en deel oplader
Ten aanzien van de armbanden stelt de vrouw dat deze voor het huwelijk door de vrouw zijn aangeschaft en dat deze dus niet in de gemeenschap vallen en aan haar toebehoren. De man heeft dit niet betwist. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vrouw op dit punt toewijzen en bepalen dat de man deze armbanden aan de vrouw moet afgeven.
Ten aanzien van het kopje van de oplader heeft de man aangegeven dat hij daar niet meer over beschikt. Gelet hierop kan het kopje van de oplader niet aan de vrouw worden afgegeven. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daartoe daarom afwijzen.
Vordering van de vrouw
De vrouw stelt dat zij in de periode september tot en met november 2023 bedragen op de rekening van de man heeft overgemaakt tot een totaal bedrag van € 1.300,-. De vrouw kan ermee instemmen dat de man het huurrecht van de woning aan de man wordt toebedeeld. Zij wenst echter dit bedrag terug te ontvangen. Zij laat echter na te vermelden op welke grondslag zij recht zou hebben op terugbetaling. De rechtbank is van oordeel dat een wettelijke grondslag voor dit verzoek ontbreekt. Partijen zijn immers tijdens hun huwelijk verplicht om samen bij te dragen aan de kosten van de huishouding. De rechtbank neemt aan dat het bedrag is besteed om de woning van partijen te verbeteren. Dat dit uiteindelijk aan de man ten goede komt nu hij na de scheiding in de woning blijft wonen, is niet relevant. Het verzoek van de vrouw wordt op dit punt afgewezen.
De vrouw vordert verder betaling van € 1.488,- omdat zij gedurende 24 maanden € 62,- heeft betaald of nog zal betalen als abonnementskosten voor een telefoon die in gebruik is bij de man. Het abonnement staat op haar naam. Zij heeft de man verzocht om het abonnement voor 1 december 2023 op zijn naam te zetten, maar hij heeft dit geweigerd. Mocht de vordering worden afgewezen dan wenst zij dat de man de telefoon aan haar geeft, zodat zij deze kan verkopen.
De rechtbank wijst de geldvordering af, maar is van oordeel dat de telefoon aan de vrouw toekomt. Het abonnement staat immers op haar naam en de man betwist niet dat zij de kosten hiervan betaalt. Zij is dat blijven doen na 21 december 2023, dus ook na ontbinding van de gemeenschap van goederen. Dat betekent dat de telefoon na betaling van het gehele bedrag aan abonnementskosten haar eigendom zal zijn. Wat betreft de door haar betaalde kosten tijdens het huwelijk kunnen deze niet worden terug gevorderd van de man omdat het ook hier huishoudelijke kosten betreft. Als houder van het abonnement is de vrouw na afloop van het abonnement de eigenaar van de telefoon en niet de man. In dat licht bezien is het niet redelijk om de man in het bezit te laten van de telefoon, nu de vrouw de kosten daarvan betaalt en zij dus het recht heeft om zelf over de telefoon te beschikken.
Bankrekeningen en inboedel
Ten aanzien van de saldi op de bankrekeningen en ten aanzien van de inboedel hebben partijen geen concreet verzoek geformuleerd, zodat de rechtbank hieromtrent niets hoeft te beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2023 in [plaatsnaam 1] ;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw de volgende zaken dient af te geven binnen twee weken na de datum van deze beschikking:
- twee armbanden ( Guess) en de mobiele telefoon met betrekking tot het op naam van de vrouw staande abonnement;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.H. Reintjes als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 juni 2024.