In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat volgde op een eerder vonnis van de kantonrechter. De eiser, [eiser], heeft een vordering ingediend om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis van de kantonrechter van 22 mei 2024 te schorsen. Dit vonnis had de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. ontbonden en [eiser] veroordeeld om de woning te ontruimen. De eiser stelt dat de kantonrechter een kennelijke misslag heeft gemaakt en dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat hij al lange tijd in de woning woont en dakloos dreigt te raken.
De voorzieningenrechter heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, waaronder de getuigenverklaringen en de eerdere vonnissen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van [eiser] bij het behoud van zijn woonrecht zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten de executie van het vonnis van de kantonrechter te schorsen totdat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser].