ECLI:NL:RBDHA:2024:11429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
24/2274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van plichtsverzuim van een politieambtenaar tijdens een trainingssessie met ernstig letsel tot gevolg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een politieambtenaar, tegen de vaststelling van plichtsverzuim door de korpschef van politie. Eiser kreeg een berisping opgelegd na een incident tijdens een Integrale Beroepsvaardighedentraining op 28 september 2021, waarbij hij de rol van een verdachte vervulde. Tijdens de oefening raakte een collega ernstig gewond doordat haar arm op de rug werd gedraaid. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de beslissing van de korpschef, die de berisping handhaafde ondanks het advies van de Bezwaaradviescommissie, die oordeelde dat eiser niet bewust de instructies had overschreden.

De rechtbank heeft de zaak op 17 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren. Eiser stelde dat hij niet opzettelijk een controletechniek had toegepast en dat het letsel het gevolg was van een samenloop van omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de korpschef de plichtsverzuim niet deugdelijk heeft vastgesteld, maar concludeert uiteindelijk dat eiser de instructies van de docent heeft overschreden, wat leidde tot het letsel van zijn collega. De rechtbank stelt vast dat de toedracht van het incident voldoende zorgvuldig is onderzocht en dat de korpschef op goede gronden heeft geoordeeld dat er sprake was van plichtsverzuim.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft het bestreden besluit. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: M. Welter),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.S.U. Suijs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van plichtsverzuim.
1.1.
Bij primair besluit van 20 maart 2023 heeft verweerder aan eiser een berisping wegens plichtsverzuim opgelegd. Met het bestreden besluit van 6 februari 2024 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de strafoplegging herroepen, zonder terug te komen op de vaststelling van plichtsverzuim.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is sinds 2002 werkzaam als politieambtenaar.
3. Op 28 september 2021 vond een Integrale Beroepsvaardighedentraining plaats. Eiser kreeg de opdracht tijdens een oefening met twee vrouwelijke collega’s de rol aan te nemen van een verdachte die zich verzet tegen zijn aanhouding door twee agenten. Dit gebeurde onder toezicht van een docent, die eiser over de vervulling van zijn rol heeft geïnstrueerd.
4. Tijdens de oefening is de arm van een van zijn tegenspeelsters op de rug gedraaid. Daarbij heeft zij ernstig letsel opgelopen.
5. Naar het incident is disciplinair onderzoek ingesteld. Op basis van dit onderzoek heeft verweerder in het primaire besluit een berisping opgelegd. Volgens verweerder heeft eiser zich niet integer gedragen, door de arm van zijn collega met een schouderklem op de rug te draaien en daarmee verder te gaan dan volgens de instructies van de docent was toegestaan.
6. In bezwaar heeft de Bezwaaradviescommissie (“de Commissie”) advies uitgebracht. Volgens de Commissie kan eiser worden gevolgd in zijn verklaring, dat hij niet bewust een schouderklem of overstrekking heeft toegepast en het ongeluk het gevolg is van een samenloop van omstandigheden. Daarbij heeft de Commissie van belang geacht, dat de docent geen reden heet gezien om in te grijpen. De Commissie heeft daarom geconcludeerd, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiser de instructies van de docent heeft overschreden.
7. Bij het bestreden besluit is de berisping herroepen vanwege het tijdverloop in de procedure. In afwijking van het advies van de Commissie heeft verweerder volhard in het oordeel dat sprake is van plichtsverzuim. Verweerder heeft daartoe gewezen op de verklaringen die eiser en de docent in het disciplinair onderzoek hebben afgelegd. Volgens verweerder blijkt uit die verklaringen dat eiser de instructies heeft overschreden door toepassing van een controletechniek.
Wat stelt eiser in beroep?
8. Verweerder heeft de precieze aard van de vermeende controletechniek niet goed onderzocht, het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd en ten onrechte plichtsverzuim vastgesteld. Eiser heeft geen controletechniek toegepast. De arm van de collega is toevallig op de rug gedraaid door bewegingen die zij en eiser tijdens de oefening hebben gemaakt. Eiser heeft daar tijdens de oefening op gewezen. Doordat de collega zich vervolgens plotseling wilde losmaken en daarbij omhoogkwam, is de blessure ontstaan. Verweerder heeft onjuiste conclusies getrokken uit eisers verklaringen.
Wat oordeelt de rechtbank?
9. Volgens vaste rechtspraak gelden in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim, is wel noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens, de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
10. Volgens de verklaring van de docent hield zijn instructie in, dat eiser mocht bewegen tot er op hem een controletechniek was aangelegd. Als de controle weg was, zou eiser weer mogen bewegen, door de handen in te trekken of heen en weer te bewegen.
11. Uit de stukken blijkt dat eiser zich aanvankelijk heeft laten overmeesteren door zijn tegenspeelsters. Omdat zijn collega’s onvoldoende controle konden uitoefenen, is hij zich gaan verzetten. De docent heeft verklaard, dat eiser de rechterarm van zijn collega Yoruk vastpakte en deze in een armoverstrekking plaatste. In wezen nam eiser dus de rol van de aanhoudende agent over. Dit vindt bevestiging in eisers verklaring van 2 februari 2022. Daaruit komt naar voren dat hij aan Yoruk heeft geroepen, dat zij zelf was aangehouden. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn collega “in een soort schouderklem had.”
12. De rechtbank acht het onvoldoende aannemelijk dat de arm van de collega toevallig op de rug is gedraaid. Dat strookt in de eerste plaats niet met de waarneming door de docent. Bovendien heeft Yoruk verklaard dat haar arm met veel kracht op haar rug werd gedraaid, nadat eiser met het gezicht tegen de muur werd gezet. Ook heeft zij verklaard te hebben gevoeld dat eiser haar richting de grond drukte. Eisers verklaring dat de arm bij het omhoogkomen toevallig op de rug is gedraaid, kan in het licht van deze verklaringen niet aannemelijk worden geacht. Dat de docent kennelijk niet heeft ingegrepen is van onvoldoende betekenis. Er was namelijk sprake van een snelle opeenvolging van handelingen.
13. Daar komt bij, dat een eerdere oefening met twee mannelijke tegenspelers al was ontspoord. Beide tegenspelers in die eerdere oefening hebben daar naderhand over verklaard, dat zij niet begrepen waarom eiser zo veel tegenstand bood. Ook hebben zij verklaard dat de oefening uitmondde in een gevecht. Dit had voor eiser een teken moeten zijn om voorzichtiger te werk te gaan; kennelijk heeft hij onvoldoende acht geslagen op dit signaal.
14. Uit het dossier blijkt dat de toedracht van de gebeurtenis voldoende zorgvuldig is onderzocht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiser de instructies van de docent heeft overschreden door een controletechniek op zijn collega toe te passen, met ernstig letsel tot gevolg. Dit handelen was disproportioneel. Verweerder heeft dan ook deugdelijk gemotiveerd en op goede gronden geoordeeld dat sprake was van plichtsverzuim.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.