ECLI:NL:RBDHA:2024:1142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het overdrachtsbesluit aan Duitsland in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het overdrachtsbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van 2 november 2023, waarin is bepaald dat hij wordt overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak zonder zitting behandeld.
De staatssecretaris heeft in een brief van 19 december 2023 aangegeven dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, maar de gemachtigde heeft bevestigd contact te hebben met eiser. De rechtbank oordeelt dat eiser nog steeds belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft het overdrachtsbesluit aan Duitsland beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het besluit tot overdracht aan Duitsland in stand blijft.
Eiser heeft betoogd dat op basis van de chain rule Zwitserland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag, omdat Zwitserland eerder een claim heeft geaccepteerd. De rechtbank oordeelt echter dat de Dublinverordening zo moet worden uitgelegd dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag overgaat op de verzoekende lidstaat, ook al is er in een derde lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend. De rechtbank concludeert dat Duitsland sinds 4 oktober 2023 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en een lichter middel had moeten opleggen. De rechtbank oordeelt dat dit betoog geen doel treft, omdat eiser dit in het kader van de bewaringsprocedure had moeten aanvoeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris terecht een overdrachtsbesluit heeft opgelegd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.