ECLI:NL:RBDHA:2024:11406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/09/667959 / JE RK 24-1102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de complexe echtscheidingsproblematiek van zijn ouders. De minderjarige woont bij zijn moeder, maar er zijn zorgen over zijn welzijn en ontwikkeling, waaronder signalen van Kopp-problematiek en problemen op school. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is een gebrek aan structuur en stabiliteit in de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hulpverlening te accepteren en heeft besloten dat een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen en deze zal ingaan op 8 juli 2024, met een looptijd tot 8 juli 2025. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/667959 / JE RK 24-1102
Datum uitspraak: 8 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden
hierna te noemen: de Raad,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij groeit sinds zijn geboorte op in een opvoedsituatie waarin er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek. Bij [de minderjarige] worden in toenemende mate signalen gezien van Kopp-problematiek. Daarnaast loopt hij vast op school en komt hij niet tot leren. Er wordt onderzocht of [de minderjarige] baat zou hebben bij een overstap naar Cluster-4 onderwijs. [de minderjarige] maakt verder een sombere en eenzame indruk. [de minderjarige] lijkt vaak met zijn gedachten ergens anders te zitten en slaapt slecht. Hij is voortdurend bezig met de gemoedstoestand van zijn moeder, waardoor hij in de thuissituatie bij de moeder niet volledig kind kan zijn. Hij lijkt steeds verder verstrikt te raken in de loyaliteit naar zijn ouders toe. Doordat de verschillen in de opvoedsituatie van [de minderjarige] bij zijn vader en zijn moeder dusdanig groot zijn, lijkt er sprake te zijn van twee aparte werelden voor [de minderjarige] . Het kost [de minderjarige] veel energie om te schakelen tussen de situatie bij zijn vader en zijn moeder. Daarnaast is er geen sprake van een vaste structuur in het verblijf bij beide ouders. [de minderjarige] heeft de wens om grotendeels bij zijn vader te wonen. Hij zou dan meer rust hebben en minder stress. De moeder heeft er moeite mee om [de minderjarige] minder te zien. Er zijn de afgelopen tien jaar diverse vormen van hulpverlening ingezet. Ondanks dat beide ouders open staan voor hulp en inzet tonen, raken zij steeds opnieuw verwikkeld in hun verschil in visie ten aanzien van wat het beste voor [de minderjarige] is. Hierdoor kunnen de ouders onvoldoende van de hulp profiteren en stagneren de hulpverleningsprocessen. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer naast [de minderjarige] gaat staan. De Raad brengt ter zitting naar voren dat het belangrijk is dat de ouders vervolghulpverlening aangaan. De moeder is op dit moment nog ambivalent ten aanzien van het voorgestelde hulpverleningstraject. De komende periode kan het proces vanuit de Opvoedpoli gevolgd worden. De systeemtherapie voor de ouders en de PMT-therapie voor [de minderjarige] zijn recentelijk gestart. Vanuit hier kan onderzocht worden welke zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder brengt naar voren dat er sprake is van een trieste situatie waarin zij zich klemgezet voelt. De aanwezigheid van een hulpverlener in het gezin heeft in de afgelopen tien jaar de nodige rust teweeggebracht. De ouders hebben een scheidsrechter nodig die beslist wat er wel en niet moet gebeuren. Een jeugdbeschermer zou kunnen werken als een stok achter de deur om individuele therapie aan te gaan en het verschil in visie te bespreken. De moeder is ziekgemeld op haar werk en geeft aan dat zij depressieve klachten aan het ontwikkelen is. Het lukt de moeder niet om de diepte in te gaan met de vader. De moeder staat niet open voor gezamenlijke hulpverlening.
4.2.
De vader stemt in met het verzoek. [de minderjarige] verdient een onafhankelijk persoon die voor hem opkomt. De vader is ervan overtuigd dat beide ouders het beste voor [de minderjarige] willen. De ouders hebben een andere beleving van de werkelijkheid. Het uitgangspunt zou moeten zijn om er samen uit te komen. De vader is bereid om alles te doen wat nodig is. De ouders staan op dit moment op de wachtlijst voor Ouderschap Blijft.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. De gecertificeerde instelling wil de ouders een compliment geven voor de wijze waarop zij aan de slag zijn gegaan met de adviezen die uit de jeugdbeschermingstafel naar voren zijn gekomen. De gecertificeerde instelling vraagt zich af of het gedwongen of vrijwillig kader het juiste kader is voor dit gezin. Verder benadrukt de gecertificeerde instelling dat het van belang is dat de ouders de adviezen van de jeugdbeschermer zullen opvolgen en met zichzelf aan de slag gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Uit het gedrag van [de minderjarige] blijkt dat hij lijdt onder de situatie waarin hij zich nu al te lang bevindt. [de minderjarige] lijkt op meerdere gebieden in zijn ontwikkeling vast te lopen en het is nodig dat dit patroon doorbroken gaat worden. Ondanks de inzet van intensieve hulpverlening in het vrijwillig kader, is het tot nu toe niet gelukt om een daadwerkelijke verandering te weeg te brengen. Naar het oordeel van de kinderrechter is het dan ook noodzakelijk dat er een onafhankelijk derde betrokken raakt, in de vorm van een jeugdbeschermer, die van buitenaf regie kan gaan voeren over de situatie en de belangen van [de minderjarige] voorop kan stellen en de beslissingen kan nemen die in zijn belang zijn. De sleutel hiervoor ligt bij de ouders. De kinderrechter benadrukt dat de jeugdbeschermer niet als taak heeft om als scheidsrechter tussen de ouders te fungeren. De ouders zullen de gemaakte afspraken moeten nakomen en de aanwijzingen van de jeugdbeschermer moeten opvolgen. Gezien de forse zorgen is een termijn van één jaar voor de ondertoezichtstelling passend en geboden. De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 8 juli 2024 tot 8 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Tekst