ECLI:NL:RBDHA:2024:11385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
24/4726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van woning na schietincident in kwetsbare wijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die zich verzet tegen de sluiting van haar woning. De sluiting volgde op een schietincident in de nacht van 15 op 16 mei 2024, waarbij de woning van verzoekster werd beschoten. De burgemeester van Delft besloot de woning te sluiten voor de duur van twee weken, met een verlenging van vier weken na een bestuurlijke rapportage van de politie. Verzoekster betwistte de noodzaak van de sluiting en stelde dat er geen ernstige verstoring van de openbare orde was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de sluiting gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het schietincident en de aanhoudende dreiging voor de openbare orde en veiligheid. De rechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de belangen van verzoekster niet opwogen tegen het algemeen belang van de handhaving van de openbare orde. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke situaties op te treden en de afweging tussen individuele belangen en de veiligheid van de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4726

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.J. Schimmel),
en

de burgemeester van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Kaptein).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van de woning van verzoekster.
1.1.
Verweerder heeft verzoekster mondeling medegedeeld dat de woning vanaf 17 mei 2024 voor de duur van twee weken gesloten wordt. Met het besluit van 31 mei 2024 heeft verweerder de sluiting van de woning met 4 weken verlengd. Het bezwaar van verzoekster richt zicht tegen beide besluiten.
1.2.
Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend en de voorzieningenrechter gevraagd een ordemaatregel te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. In de nacht van 15 op 16 mei 2024 heeft een schietincident plaatsgevonden bij de woning van verzoekster aan de [adres] in Delft. De politie heeft ter plaatse geconstateerd dat er in het raam aan de voorzijde van de woning twee gaten van 5 tot 10 centimeter in doorsnee zaten. Ook zijn er twee hulzen gevonden. Volgens verweerder is de openbare orde en de veiligheid rondom de woning ernstig verstoord door het incident. Verweerder heeft verzoekster dan ook mondeling medegedeeld dat de woning vanaf 17 mei 2024 voor de duur van twee weken gesloten wordt. Verweerder heeft een alternatieve verblijfslocatie geregeld voor verzoekster en haar gezin.
2.1.
Op 27 mei 2024 heeft verweerder een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen waarin is aangegeven dat het politieonderzoek nog lopende is, dat de kans op herhaling niet is afgenomen en dat de dreiging niet is gewijzigd. Verweerder heeft naar aanleiding van deze bestuurlijke rapportage besloten om de sluiting van de woning met een maand te verlengen tot 28 juni 2024.
Wat vindt verzoekster?
3. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een verstoring van de openbare orde. Een beschieting van een woning kan ernstig geweld opleveren, in dit geval is echter niet door verweerder toegelicht waarom dat in deze situatie zo zou zijn. Er wordt alleen gesproken over een gevoel van angst bij de buurtbewoners, dit gevoel is verder niet onderzocht en ook is niet gekeken of dit gevoel wel verbetert door sluiting van de woning. Daarbij komt dat de zoon, van wie het vermoeden bestaat dat hij de mogelijke oorzaak is van de beschieting, inmiddels niet meer bij het gezin verblijft. Hij is sinds 4 juni 2024 opgenomen in zorginstelling Ipse de Bruggen. Ook had verweerder gebruik kunnen maken van minder ingrijpende middelen. Voor verzoekster is niet duidelijk waarom cameratoezicht of surveillance niet zouden volstaan. De sluiting is dan ook niet evenredig. Het gaat hier om een enkele beschieting van een woning waar verder nooit iets is gebeurd. De gevolgen die verzoekster van de sluiting ondervindt staan hiermee niet in verhouding. Verzoekster en haar partner hebben weliswaar vervangende woonruimte gekregen maar deze woonruimte is zeer sober en het is onduidelijk hoe lang zij daar kunnen blijven.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Ordemaatregel
4. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een ordemaatregel te treffen inhoudende dat het bestreden besluit geschorst zou worden tot de behandeling van de zaak ter zitting, omdat zij vanaf 31 mei 2024 niet langer in het door verweerder geregelde hotel kon verblijven. Op 31 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter telefonisch aan partijen laten doorgegeven dat het verzoek om een ordemaatregel is afgewezen en dat de motivering op een later moment zal volgen.
4.1.
De voorzieningenrechter heeft de volgende motivering aan de weigering ten grondslag gelegd. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat op het moment dat de verzoekster om een ordemaatregel vroeg de kans op herhaling niet was afgenomen en de dreiging ongewijzigd was. Daarbij komt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk was om zelf vervangende woonruimte te regelen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat voor het treffen van de gevraagde verstrekkende ordemaatregel in dit geval geen grond bestaat.
Was verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
5. Verweerder is bevoegd om een woning te sluiten als de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord door (een bedreiging met) ernstig geweld, of als er ernstige vrees is voor zo’n verstoring van de openbare orde. [1]
5.1.
Bij het besluit tot sluiting van de woning heeft verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat er sprake is van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat het schietincident gericht was op de woning van verzoekster en dat de kans op herhaling nog niet is afgenomen. Het politieonderzoek is nog in volle gang, er zijn geen verdachten aangehouden en er is nog geen duidelijkheid over de specifieke toedracht van het schietincident, waardoor aannemelijk is dat de veiligheidsrisico’s voor verzoekster, haar gezin en omwonenden voortduren. De voorzieningenrechter vindt daarbij van belang dat wapengeweld en de gevolgen daarvan voor de openbare orde door de wetgever expliciet zijn aangehaald als gevallen waarvoor de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet bedoeld is. [2] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
Is de sluiting noodzakelijk?
6. Nu de bevoegdheid om tot sluiting over te gaan vaststaat, dient aan de hand van de ernst en de omvang van de verstoring van de openbare orde te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
6.1.
De voorzieningenrechter merkt op dat het schietincident bij de woning van verzoekster een ernstige vorm van geweld is en een ernstige verstoring van de openbare orde. Op dit moment is de politie nog bezig de toedracht van het schietincident te onderzoeken en daarvoor is tijd nodig. Uit de meest recente bestuurlijke rapportage blijkt dat op dit moment het risico op herhaling volgens de politie nog niet is afgenomen. Voor zover verzoekster stelt dat de dreiging weg is nu haar zoon niet terug zal keren naar de woning overweegt de voorzieningenrechter dat niet vaststaat wat de oorzaak van het schietincident is. Op dit moment is nog helemaal niet duidelijk wat de invloed van het vertrek van de zoon heeft op het risico op herhaling. Verweerder heeft toegezegd de politie met deze informatie een nieuwe dreigingsanalyse te laten maken, teneinde te bezien of de duur van de sluiting mogelijk verkort kan worden als de zoon van verzoekster niet terugkeert naar de woning.
6.2.
Verder is van belang dat de woning van verzoekster zich bevindt in een appartementencomplex. Hoewel er voor nu van uit wordt gegaan dat de beschieting tegen één woning is gericht, gaat daarvan ook een dreiging uit naar de omliggende woningen. Verweerder heeft op zitting uitgelegd dat de woning zich in een zweer kwetsbare wijk bevind waar zich vaker soortgelijke incidenten voordoen. Uit het besluit en de bestuurlijke rapportage blijkt dat het schietincident bij de overige bewoners veel angst heeft veroorzaakt en dat er onrust in de buurt is ontstaan. Verweerder heeft een handtekeningenlijst van 44 buurtbewoners ontvangen waarmee verweerder dringend is verzocht verzoekster en haar gezin uit de woning te zetten. Verweerder heeft in zijn besluit ook bekeken of kon worden volstaan met lichtere middelen zoals cameratoezicht of (politie)surveillance. In dit geval beschermen die middelen de openbare orde en de belangen van omwonenden onvoldoende. Verweerder heeft uitgelegd dat cameratoezicht in een galerijflat lastig te realiseren is en bovendien te omzeilen. De politie surveilleert al, echter ook dit is te omzeilen. De voorzieningenrechter volgt verweerder in deze redenering en is van oordeel dat met de door eiser voorgestelde maatregelen niet hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt als met de sluiting. Gelet op de ernst van de constateringen en de onrust in de buurt heeft verweerder de woningsluiting noodzakelijk en passend mogen achten om de rust in de directe omgeving van de woning te herstellen, verdere verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.
Is de sluiting evenwichtig?
7. Wanneer verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij controleren of de duur van de sluiting ook evenwichtig is. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.
7.1.
Hoewel de sluiting van de woning ingrijpend is voor verzoekster en haar gezin is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden het algemene belang van de handhaving van de openbare orde en de veiligheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van verzoekster om terug te keren naar haar woning.
Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat verzoekster en haar gezin niet dakloos zijn. Verweerder heeft voor vervangende woonruimte gezorgd. Verzoekster en haar gezin konden de eerste twee weken in een hotel verblijven. Inmiddels is er voor verzoekster en haar partner een vervangende woning geregeld. De minderjarige zoon van verzoekster is in Ipse de Bruggen geplaatst.

Conclusie en gevolgen

8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het bezwaar waarschijnlijk niet tot een ander besluit leiden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
2.Kamerstukken II, 2022/23, 36 217, nr. 3, p. 46-47.