Uitspraak
Rechtbank den haag
1.STICHTING WIJKBELANG SEGBROEK,
2. [eiser, sub 2] ,
3. [eiser, sub 3] ,
4. [eiser/eiseres sub 4] ,
5. [eiser, sub 5] ,
6. [eiser, sub 6] ,
7. [eiser/eiseres sub 7] ,
8. [eiser, sub 8] ,
9. [eiser/eiseres, sub 9] ,
10. [eiser, sub 10] ,
11. [eiser, sub 11] ,
12. [eiser/eiseres, sub 12] ,
13. [eiser, sub 13] ,
14. [eiseres, sub 14] ,
15. [eiser, sub 15] ,
16. [eiser/eiseres, sub 16] ,
17. [eiseres, sub 17] ,
18. [eiser, sub 18] ,
19. [eiser/eiseres, sub 19] ,
20. [eiser/eiseres,sub 20] ,
21. [eiser/eiseres, sub 21] ,
22. [eiser, sub 22] ,
23. [eiseres, sub 23] ,
24. [eiseres, sub 24] ,
25. [eiser, sub 25] ,
26. [eiser/eiseres, sub 26] ,
27. [eiser, sub 27] ,
1.De gronden van de beslissing
rechtop inspraak en/of participatie toe. De voorzieningenrechter volgt de Gemeente dan ook in haar betoog op dit punt. Dit betekent dat de omwonenden – anders dan zij stellen – door het college niet betrokken behoefden te worden bij de keuze van de locatie, de duur van de tijdelijke opvang/huisvesting, de aantallen op te vangen/te huisvesten personen en hun problematiek. Er is dan ook geen grond om de Gemeente (lees: het college) te verplichten om het investeringsvoorstel in te trekken omdat de omwonenden onvoldoende inspraak hebben gehad. Reeds hierop stranden alle vorderingen van de Stichting en de omwonenden. Daarbij tekent de voorzieningenrechter wel aan dat het te betreuren valt dat de omwonenden kennelijk in de veronderstelling verkeerden dat zij op de hiervoor besproken onderwerpen, voorafgaand aan het nemen van het aanwijzingsbesluit, wel inspraak zouden hebben. De omwonenden hebben meer in het bijzonder gewezen op de schriftelijk door de Gemeente gedane toezegging dat met hen het gesprek zal worden aangegaan over de
randvoorwaardenwaaronder de tijdelijke opvang/huisvesting zal plaatsvinden. Met de Stichting en de omwonenden constateert de voorzieningenrechter dat kennelijk door de Gemeente niet goed is verduidelijkt op welke randvoorwaarden daarbij wordt gedoeld. Hoewel dit niet tot toewijzing van enige vordering kan leiden, valt dit de Gemeente wel aan te rekenen. Juist bij een project als het onderhavige, waarbij het gaat om de tijdelijke opvang/huisvesting van kwetsbare groepen in een woonwijk, ligt het op de weg van de Gemeente om te pogen een zo groot mogelijk draagvlak bij omwonenden te creëren. Heldere informatievoorziening vanuit de Gemeente richting omwonenden over hun inspraakrechten is daarbij van groot belang. Overigens tekent de voorzieningenrechter aan dat er, ook als de gemeenteraad op 11 juli 2024 met het investeringsvoorstel instemt, voor de omwonenden nog voldoende gelegenheid overblijft om hun zorgen en bezwaren omtrent de sociale veiligheid, leefbaarheid en stikstofdepositie met betrekking tot de opvanglocatie kenbaar te maken. Dit kan in de eerste plaats in het kader van het participatietraject dat recentelijk is opgestart en waarvan – naar de Gemeente heeft toegezegd – de uitkomsten zullen worden meegenomen in het traject van de omgevingsvergunning. Daarbij benadrukt de voorzieningenrechter dat de Gemeente ervoor dient te waken dat het participatietraject niet tot nieuwe misverstanden bij de omwonenden leidt. Voor zover naar de mening van de omwonenden na het doorlopen van het participatietraject onvoldoende aan hun bezwaren en zorgen tegemoet wordt gekomen, kunnen zij deze vervolgens opnieuw naar voren brengen in het kader van een desgewenst door hen te starten bezwaar- en beroepsprocedure tegen de verleende omgevingsvergunning. Deze procedures hebben naar vaste rechtspraak te gelden als met voldoende waarborgen omklede rechtsgangen.