ECLI:NL:RBDHA:2024:1138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid en onvoldoende onderbouwing van beschermingsnoodzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 januari 2024, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 november 2023 besloten om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen. De rechtbank constateert dat eiser niet is verschenen op de zitting, terwijl zijn gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn gestelde noodzaak voor internationale bescherming.
Eiser, geboren in 1988, heeft problemen gehad met zijn schoonfamilie in Algerije, wat hij aanvoert als reden voor zijn asielaanvraag. Hij stelt dat hij bedreigd wordt en dat hij bang is voor geweld bij terugkeer. De staatssecretaris heeft echter twijfels geuit over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, onder andere omdat hij in eerdere procedures niet is verschenen en geen relevante documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Algerije geen bescherming kan zoeken bij autoriteiten.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week in hoger beroep gaan bij de Raad van State.