ECLI:NL:RBDHA:2024:11378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.C. van Krimpen, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten, omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Verzoeker had op 8 april 2024 beroep ingesteld, maar trok dit beroep in nadat verweerder op 27 mei 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig beslissen door verweerder aanleiding gaf om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand op € 437,50 komen, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep van verzoeker van licht gewicht was, aangezien het enkel ging om de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.15581
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.²
3. Verzoeker is op 8 april 2024 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin’. Op 27 mei 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Ook moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.³

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
3 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.