ECLI:NL:RBDHA:2024:11378
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.C. van Krimpen, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten, omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Verzoeker had op 8 april 2024 beroep ingesteld, maar trok dit beroep in nadat verweerder op 27 mei 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig beslissen door verweerder aanleiding gaf om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand op € 437,50 komen, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep van verzoeker van licht gewicht was, aangezien het enkel ging om de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.