ECLI:NL:RBDHA:2024:11374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 28 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 27 juni 2024, waar de rechtbank het beroep heeft behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser heeft niet aangetoond dat de omstandigheden in Kroatië voor Dublinclaimanten zijn veranderd sinds de laatste uitspraak van de Afdeling. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij bij overdracht aan Kroatië slachtoffer zal worden van pushbacks of andere onmenselijke behandelingen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister geen toepassing had hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat eiser geen bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.