ECLI:NL:RBDHA:2024:11373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
09/206404-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en verlaten plaats ongeval door verdachte met openstaand portier

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 augustus 2023 in 's-Gravenhage een politieagent, [naam 1], met een personenauto heeft aangereden. De verdachte reed met aanzienlijke snelheid achteruit met een openstaand portier, waardoor de politieagent bekneld raakte tussen zijn voertuig en een geparkeerde auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om de agent van het leven te beroven, maar dat er wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, wat ook ten laste is gelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van zware mishandeling is bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [naam 1] en [naam 3]. De rechtbank heeft de vordering van [naam 1] tot € 3.500,- en die van [naam 3] tot € 154,39 toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/206404-23
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 november 2023, 25 januari 2024, 15 april 2024 (allen pro forma) en 5 juli 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.F.R. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Klein Molekamp naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 augustus 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] (politieagent eenheid Den Haag) opzettelijk van het leven te beroven, met een personenauto, vanuit stilstand in volle vaart, in elk geval met een aanzienlijke snelheid, achteruit rijdend (met een openstaand portier) aan/tegen die [naam 1] is gereden, waardoor die [naam 1] (zes meter) met het voertuig mee achteruit is gesleurd en (vervolgens) bekneld is geraakt tussen twee voertuigen en (vervolgens) (met kracht) tegen de motorkap van haar aldaar geparkeerde politieauto is geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] (politieagent eenheid Den Haag) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto, vanuit stilstand in volle vaart, in elk geval met een aanzienlijke snelheid, achteruit rijdend (met een openstaand portier) aan/tegen die [naam 1] is gereden, waardoor die [naam 1] (zes meter) met het voertuig mee achteruit is gesleurd en (vervolgens) bekneld is geraakt tussen twee voertuigen en (vervolgens) (met kracht) tegen de motorkap van haar aldaar geparkeerde politieauto is geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij meerdere, althans een verkeersongeval(len) dat had/hebben plaatsgevonden op/aan (de omgeving van) de Regulusweg in 's-Gravenhage en/of op/aan (de omgeving van) de Noordenburglaan in Voorburg, op of omstreeks 16 augustus 2023 de (voornoemde) plaats(en) van vorenbedoeld ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len), naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een of meer anderen (te weten [naam 2] en/of [naam 3] ) letsel en/of schade was toegebracht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit bepleit. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de omstandigheid dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat schade was toegebracht. De raadsman betwist dat het dossier voldoende bewijs bevat voor wetenschap of een redelijk vermoeden bij verdachte van toegebracht letsel.
3.3.
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank volgt de redenering van de raadsman en zal het onderdeel “enig letsel” niet bewezen verklaren.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023253289, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 183).
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 16 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 34-66):
Alle straten in dit proces-verbaal bevinden zich in Den Haag.
Op 16 augustus 2023 was ik in actieve dienst van politie eenheid Den Haag. Ik hoorde dat het betrokken voertuig een blauwe Volkswagen Golf 6 betrof voorzien van het kenteken [kenteken] . Ter controle van de bestuurder en het voertuig besloten wij om ons stopteken aan te zetten. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig gehoor gaf aan ons stopteken en de Capellaan inreed. Ik zag dat het voertuig tot stilstand kwam op het fietspad op de Capellaan. Mijn politie collega zette ons dienstvoertuig stil. Ons dienstvoertuig stond op een afstand van ongeveer vijf meter stil achter het genoemde voertuig. Ons dienstvoertuig stond aan de linker achterzijde van het voertuig. Ik stapte uit ons dienstvoertuig en liep richting de bestuurderszijde van het genoemde voertuig. Ik zag dat de bestuurder op dat moment het portier van de bestuurderszijde opende.
Ik verzocht de bestuurder om de motor van het betrokken voertuig uit te zetten.
Ik zag dat de bestuurder zijn rechterarm bewoog. Ineens hoorde ik de motor van het betrokken voertuig geluid maken, het klonk alsof het voertuig vanuit stilstand plankgas gaf. Ik stond op dat moment naast de bestuurder in de deuropening. Ik zag dat het betrokken voertuig met grote snelheid achteruit reed in de richting van het dienstvoertuig. Doordat het portier aan de bestuurderszijde open stond, werd ik geraakt door het openstaande portier. Ik werd meegesleurd door het openslaande portier en doordat het voertuig naar achteren reed. Ik zag dat de bestuurder mij nog aankeek. Ik keek de bestuurder ook recht in zijn ogen aan op dat moment. Daarbij schreeuwde ik: " Stop!". Terwijl ik achteruit werd gesleurd voelde ik het dienstvoertuig in mijn rug. Ik voelde dat ik geen kant op kon. Ik zag dat het portier verder opensloeg en in de richting van de motorkap klapte. Ik zag dit als een kans om mezelf te kunnen bevrijden vanuit ons dienstvoertuig en het betrokken voertuig. Ik zag dat het voertuig met hoge snelheid achteruit bleef rijden. Ik zag dat het voertuig tegen een verkeersbord aanreed. Ik zag dat het voertuig hierna draaide in de
richting van de Zonweg. Ik zag dat het voertuig hierna met hoge snelheid wegreed in de richting van de Regulusweg.
Ongeveer een kwartier na het incident hoorde ik via de portofoon dat er een persoon
was aangehouden. Ik ben hierop naar de aanhouding locatie gereden samen met mijn politie collega. Ik zag dat de aangehouden man dezelfde man betrof die mij vlak daarvoor had aangereden. Ik herkende de man voor honderd procent aan zijn gezicht en zijn postuur.
Aan dit incident heb ik zichtbaar letsel overgehouden. Ik heb meerdere blauwe
plekken, zwellingen en schaafwonden op mijn beide armen. Ik ben direct naar het
Westeinde ziekenhuis gegaan ter controle. Hier is vastgesteld dat mijn linkerarm
zwaar gekneusd is.
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 16 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 11-12):
Op 16 augustus 2023 werd door mij aangehouden als verdachte:
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedag] 2001
Nationaliteit : burger van De Bondsrepubliek Duitsland
Op 16 augustus 2023 hoorde ik dat de dienstdoende centralist van het Operationeel Centrum in Den Haag een eenheid stuurde naar de Binckhorstlaan in Den Haag.
Ik hoorde vervolgens enige minuten later dat er door een collega werd geroepen dat
zij zojuist opzettelijk was aangereden door de betreffende auto van de melding en dat de auto nog was voorzien van de buitenlandse kentekenplaten. De auto zou weggereden zijn de Zonweg op in de richting van de Regulusweg. Hierop ben ik op zoek gegaan naar de bestuurder.
3. Het proces-verbaal van verhoor van T. van der Poel, getuige, op 6 februari 2024 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Kunt u aangeven waar jullie het dienstvoertuig hebben geplaatst toen de auto gehoor gaf aan het stopteken?Linksachter, schuin achter het voertuig van de verdachte.
Kunt u aangeven hoever het portier was geopend?Het portier was volledig geopend.
Kunt u aangeven door welk deel van het openstaande portier uw collega werd
geraakt toen het voertuig achteruitreed?Ze stond in het midden van het portier en op die plek werd zij mee naar achteren genomen.
Vervolgens heeft u verklaard dat er bijna geen ruimte meer was tussen dit
voertuig en ons politievoertuig en dat collega [naam 1] daar nog steeds tussen was (p. 068 PV). Kunt u aangeven hoe collega [naam 1] “daar nog steeds tussen was”?Met het naar achter rijden, reed het voertuig richting ons dienstvoertuig en omdat het portier ook de collega meenam, had ze geen ruimte om daar weg te komen. Ze werd opgesloten tussen de auto van de verdachte, ons politievoertuig en het portier van het voertuig van de verdachte. De collega had daarom geen kans om weg te komen.
U verklaart vervolgens dat u op dit moment het idee had dat collega [naam 1] tussen beide voertuigen geplet of overreden kon worden (p. 068 PV). Kunt u aangeven hoe collega [naam 1] dan geplet zou kunnen worden?Ze kon geen kant op.
Kunt u ook aangeven hoe collega [naam 1] overreden zou kunnen worden?
U vraagt of ik kan aangeven of het portier van het voertuig van de verdachte het politievoertuig heeft geraakt. Ja. Op dat moment werd ze door kracht tegen ons politievoertuig gesmeten.
Kunt u op de foto op p. 104 van het dossier aangeven waar het portier van het voertuig van de verdachte uw politieauto heeft geraakt?Het eerste moment was het rechts voorste gedeelte van ons voertuig. Het portier heeft ook de rechter buitenspiegel van ons dienstvoertuig geraakt. Ik heb ook gezien dat er iets van onze spiegel losliet en op de grond viel.
4. Het proces-verbaal van bevindingen PD-Onderzoek, opgemaakt op 18 augustus 2023, voor zover inhoudende (bijlage van het aanvullende procesdossier):
Op de Capellalaan ter hoogte van de aansluiting met de Binckhorstlaan gelegen binnen de bebouwde kom van Den Haag had een incident plaatsgevonden waarbij een Volkswagen Golf voorzien van het Duitse kenteken WQF-192 met een persoon, een politieambtenaar, in botsing was geweest. Ter plaatse troffen wij op het fietspad twee bandensporen aan die parallel aan elkaar waren afgetekend. Deze bandensporen hadden de kenmerken van acceleratie sporen en waren kennelijk afkomstig van de voorwielen van de Volkswagen. Uit informatie van de betrokken collega’s was dit de plaats waar de Volkswagen stil had gestaan op het moment dat de collega’s de bestuurder aanspraken. Vanuit deze positie was de Volkswagen hard achteruitgereden waarbij kennelijk de wielen waren doorgeslipt en de banden acceleratie sporen op het wegdek hadden afgetekend. De Volkswagen had rondom schade. Aan de rechter voorzijde zagen wij zware schade waarbij de voorwielophanging geheel ontzet was. Het linker voorportier was zwaar ontzet en bij de A-stijl was het plaatwerk omgevouwen en het plaatwerk van het linker voorscherm ingedeukt. Aan het linker voorportier, aan de zijde van de B-stijl zagen wij lichte beschadigingen waarin witte verf zichtbaar was.
De schade aan het linker- voorportier en voorscherm paste bij het geweld van buitenaf waarbij het portier verder wordt geopend dan normaalgesproken mogelijk is. Deze schade was ons inziens veroorzaakt doordat het voertuig met geopend portier achteruit reed waarbij het portier achter de collega en mogelijk het dienstvoertuig bleef hangen en ontzet raakte.
Ten aanzien van feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juli 2024.
2. Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] , opgemaakt op 16 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 119-128).
3. Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , opgemaakt op 18 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 131-143).
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 16 augustus 2023 hard achteruitrijdend met openstaand portier tegen politie ambtenaar [naam 1] is gereden, waardoor zij mee naar achter is gesleurd en vervolgens bekneld is geraakt tussen het voertuig van de verdachte en het politievoertuig en vervolgens tegen de motorkap van het geparkeerde politievoertuig is geduwd, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Dit gedrag is juridisch gekwalificeerd als primair een poging tot doodslag en subsidiair een poging tot zware mishandeling.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling.
Juridisch kader
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte vol opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard dan wel op de koop toe heeft genomen.
Poging doodslag
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met zijn handelen in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad om [naam 1] van het leven te beroven. Immers niet kan worden vastgesteld hoe hard de verdachte met zijn auto achteruit is gereden en waar [naam 1] exact stond, hetgeen relevant is voor de vraag of het handelen van de verdachte het overlijden van [naam 1] tot gevolg zou kunnen hebben gehad. De inhoud van het dossier bevat verder ook onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat een aanmerkelijke kans bestond dat [naam 1] ten gevolge van het handelen van de verdachte zou komen te overlijden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging doodslag.
Poging zware mishandeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met openstaand bestuurdersportier, terwijl [naam 1] tussen het portier en zijn personenauto stond, achteruit is gereden, waardoor [naam 1] terecht is gekomen tussen dat portier en de daar geparkeerde dienstauto. Het is een feit van algemene bekendheid dat een voetganger ten opzichte van een auto een kwetsbare verkeersdeelnemer is en de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar letsel bestaat indien het slachtoffer zou zijn gevallen of bekneld was blijven zitten tussen dat portier en het dienstvoertuig. Dat [naam 1] niet verder bekneld is geraakt, is geenszins aan verdachte te danken maar aan het feit dat het portier verder opensloeg en in de richting van de motorkap klapte. Onder deze omstandigheden was sprake van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en heeft verdachte door zijn gedrag deze kans ook aanvaard.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij in een soort shock verkeerde omdat hij zonder rijbewijs reed, onvoldoende onderbouwd en ziet daarvoor ook geen aanknopingspunten in het dossier. Zij zal deze verklaring terzijde schuiven en acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 16 augustus 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] (politieagent eenheid Den Haag) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto met een aanzienlijke snelheid, achteruit rijdend met een openstaand portier tegen die [naam 1] is gereden, waardoor die [naam 1] met het voertuig mee achteruit is gesleurd en vervolgens bekneld is geraakt tussen twee voertuigen en vervolgens met kracht tegen de motorkap van haar aldaar geparkeerde politieauto is geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij meerdere verkeersongevallen
diehebben plaatsgevonden op de Regulusweg in 's-Gravenhage en de Noordenburglaan in Voorburg, op 16 augustus 2023 de voornoemde plaatsen van vorenbedoeld
eongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer anderen (te weten [naam 2] en [naam 3] ) schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om bij het opleggen van een straf maatwerk te leveren en rekening te houden met de omstandigheden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij is met zijn personenauto achteruit gereden, terwijl zijn portier open stond en het slachtoffer hierdoor naar achter werd meegesleurd. Vervolgens is het slachtoffer door het handelen van de verdachte tegen de stilstaande dienstauto geduwd, waardoor zij een gekneusde linkerarm heeft opgelopen. Dat het letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel is niet aan het handelen van de verdachte te danken. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte gedurende 6 weken elke dag flinke pijn ervaren en ervaart ook nu nog steeds pijn. Verder heeft zij gedurende 4 weken geen huishoudelijke activiteiten kunnen verrichten en moest haar partner zorgverlof opnemen om voor haar en hun kind te zorgen. Naast het lichamelijke letsel heeft zij ook psychische gevolgen ervaren door het incident, waaronder gevoelens van angst. Daarnaast is het slachtoffer een ambtenaar in functie en handelde zij in het belang van de openbare orde en de veiligheid. Zij moet haar werk kunnen uitoefenen zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk agressief en strafbaar gedrag. Daarbij was haar collega, tevens een andere ambtenaar in functie, aanwezig en heeft hij moeten toekijken hoe zijn collega door het handelen van de verdachte in een zeer benarde situatie terecht kwam en lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit heeft ook op hem een mentale impact gehad.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent de verdachte al deze omstandigheden ernstig aan.
Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het tweemaal verlaten van een plaats ongeval. De verdachte is eerst tegen de linkerzijde van de personenauto van een slachtoffer gereden, terwijl zij beiden op de openbare weg reden. Vervolgens is de verdachte zonder te stoppen doorgereden en even later tot stilstand gekomen tegen de geparkeerde auto van het andere slachtoffer. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten en geprobeerd te vluchten. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij onvoorzichtig en gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond en vervolgens meerdere keren is doorgereden, terwijl hij schade had veroorzaakt.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Duitse strafblad van de verdachte van 24 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij in 2017 is veroordeeld wegens rijden zonder rijbewijs. De rechtbank acht het zorgelijk dat de verdachte in 2017 is veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs en anno 2024 nog steeds rijdt zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht alles overwegend voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank legt een andere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien zij de primair tenlastegelegde poging doodslag niet bewezen acht en om die reden tot een lagere straf komt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 3.500,- aan immateriële schade.
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 154,39 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 154,39 aan materiële schade.
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie adviseert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] . Verder adviseert de officier van justitie ook tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 3] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] tot een bedrag van € 1.000,-.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3] verzoekt de raadsman om enkel de post reiskosten toe te wijzen tot een percentage van 50%.
Tot slot verzoekt de raadsman tot niet-ontvankelijkheid verklaring van de benadeelde partij [naam 2] .
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 1] .
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [naam 1] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gelet op het lichamelijk letsel van [naam 1] en de forse psychische impact die het handelen van de verdachte op haar heeft gehad, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade volledig toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 3]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij [naam 3] rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. De vordering is door [naam 3] voldoende onderbouwd en niet inhoudelijk weersproken. De rechtbank ziet geen reden om het bedrag van de geleden materiële schade lager vast te stellen dan het gevorderde bedrag en zal de vordering van [naam 3] toewijzen voor het gehele bedrag van € 154,39.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de vordering niet is toegelicht of onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregelen
Aangezien de verdachte jegens de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor die feiten wordt veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het door de rechtbank aan de benadeelde partijen toe te wijzen bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven bepaald tot aan de dag dat het betreffende bedrag volledig is voldaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 62, 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1, subsidiair en feit 2 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
11 (ELF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte ter zake van feit 1, subsidiair en feit 2 voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van € 3.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 45 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 154,39 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 154,39, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Melieste, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2024.