In deze zaak heeft eiseres, van Ugandese nationaliteit, op 16 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 17 augustus 2023 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 11 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft haar asielaanvraag op 16 december 2022 ingediend, en de minister had binnen zes maanden moeten beslissen. De termijn kan met maximaal negen maanden worden verlengd indien er een groot aantal aanvragen is. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is aangevangen op 11 oktober 2023, na de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië op 10 april 2023.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 17 augustus 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.