ECLI:NL:RBDHA:2024:11366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
09/122165-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en belediging van een ambtenaar

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte onder andere een woninginbraak in Voorschoten op 13 december 2023, waarbij diverse goederen zijn weggenomen, en het voorhanden hebben van cocaïne op 8 april 2024 te 's-Gravenhage. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het verzetten tegen een ambtenaar en belediging van deze ambtenaar tijdens zijn aanhouding op 23 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van DNA-bewijs betrokken was bij de woninginbraak. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/122165-24, 09/340257-23 en 09/088179-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het Detentiecentrum [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijesteijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Oosterveen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/122165-24 (hierna: dagvaarding I)
1
hij op of omstreeks 13 december 2023 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (van ongeveer € 1800,-) en/of sieraden (waaronder twee horloges en/of een ketting en/of een ring) en/of twee flesjes parfum en/of twee brillen en/of een sporttas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of NOOT Personenvervoer, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2023 tot en met 7
december 2023 te Leiderdorp sieraden en/of een gouden munt en/of horloges en/of contant geld en/of flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
3
hij op of omstreeks 8 april 2024 te 's-Gravenhage een politievoertuig, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de Nederlandse Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij te 's-Gravenhage op of omstreeks 8 april 2024 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, te weten een politievoertuig, toebehorende aan de Nederlandse Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Rijswijkseweg, in elk geval op een weg.
4
hij op of omstreeks 8 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7.6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 09/340257-23 (hierna: dagvaarding II)
1
hij op of omstreeks 23 december 2023 te Sassenheim, gemeente Teylingen,
een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2
hij op of omstreeks 23 december 2023 te Voorhout, gemeente Teylingen,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet
tegen een ambtenaar, [naam 4] (hoofdagent politie eenheid Den Haag),
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter
aanhouding van verdachte door die de [naam 4] een of meermalen te schoppen en/of zich in tegengestelde richting bewoog alwaar die de [naam 4] hem wilde brengen.
3
hij op of omstreeks 23 december 2023 te Voorhout, gemeente Teylingen
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 4] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kale kankerlijer" en/of "vieze kanker NSB'er" en/of "kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Parketnummer 09/088179-23 (hierna: dagvaarding III)
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 21 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de bij dagvaarding I onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bepleit. De raadsman heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 subsidiair tenlastegelegde feit op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard. Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 4 tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding II en dagvaarding III tenlastegelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak dagvaarding I - feit 1
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de verdachte op 13 december 2023 aanwezig is geweest in de Vredenhoeffstraat te Voorschoten, alwaar de tenlastegelegde woninginbraak heeft plaatsgevonden. Echter niet vastgesteld kan worden dat de verdachte daadwerkelijk in de woning aan de Vredenhoeffstraat 4 aanwezig is geweest of anderszins medepleger van de inbraak in deze woning is geweest. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor feit 3 van dagvaarding I, voor de feiten 1 tot en met 3 van dagvaarding II en voor het feit van dagvaarding III volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023389011, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 86, 1 t/m 98, 1 t/m 16, het ongenummerde proces-verbaal van voorgeleiding raadkamer I en het ongenummerde proces-verbaal van voorgeleiding raadkamer II).
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] namens [naam 3] , opgemaakt op 7 december 2023, voor zover inhoudende (p. 12-15):
Ik doe aangifte namens mijn moeder, [naam 3] , woonachtig aan de [adres] te [plaats 2] . Op 7 november 2023 ging [naam 3] naar het zorghotel in Zoetermeer. Op 7 december 2023 heb ik [naam 3] opgehaald van het zorghotel om haar thuis te brengen. Wij kwamen op 7 december 2023 aan. Ik zag dat in de woning het licht aanstond. Ik zag dat in de garage de koelkast open stond. Ik zag dat de kast in de garage open stond. Ik zag dat de inhoud van die kast uit de kast was gegooid. Ik zag in de woonkamer dat alle kasten waren geopend. Ik zag dat in de keuken een keukenkastje aan de oostzijde van de keuken openstond. Ik zag dat uit deze kast een fles rum van het merk Bacardi ontbrak. Ik zag dat de schuifpui aan de zuidzijde van de woonkamer was opengeschoven. Ik zag dat boven in de slaapkamer aan de zuidzijde van de woning de deur naar het balkon was opengebroken. Ik zag dat het glas van de ruit van de deur naar binnen was gevallen. In de tuin zag ik dat een ladder in de bosschage aan de oostzijde van de tuin lag.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 16-18):
Ik, verbalisant, vroeg mevrouw [naam 3] om meer details te verschaffen over de lijst met gestolen voorwerpen. Ik hoorde dat zij het volgende zei:
- 2 zilveren armbanden;
- zilveren, lange ketting met ronde, zilveren hanger;
- gouden broche met steentje;
- gouden hanger met parel;
- gouden kettinkje;
- 3 gouden trouwringen;
- gouden tientje Wilhelmina, een gouden munt;
- gouden schakelarmband;
- gouden ring;
- wit gouden ketting met hanger;
- 2 horloges Jacob Jensen/Tissot;
- ongeveer 300 euro contant;
- 2 herenhorloges;
- fles champagne/Bacardi en 3 flessen witte wijn.
3. Het proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek woning ( [adres] te [plaats 2] ), opgemaakt op 19 december 2023, voor zover inhoudende (p. 24-27):
Op 9 december 2023 kreeg ik, verbalisant, van de dienstdoende inzetcoördinator [inspecteur] (AML39177) inspecteur van politie en werkzaam als operationeel specialist B bij het Team Forensische Opsporing Eenheid Den Haag, het verzoek te gaan naar de locatie [adres] te [plaats 2] . Aldaar was in een woning ingebroken. Mij werd verzocht een sporenonderzoek uit te voeren. Door mij werden de vloeren, kasten, laden, piano en diverse goederen onderzocht op de aanwezigheid van sporen. Door mij werd de verstoring op de piano bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. De bemonstering werd voorzien van een Spoor Identificatie Nummer (SIN):
VEEG PIANOPOOT : SIN AAQO8945NL.
4. De Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, op 28 december 2023 opgemaakt en ondertekend door Drs. B.J. Blankers, LLB, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende (p. 28-31):
Ontvangen sporenmateriaal
SIN
Beschrijving
AAQO8945NL
Bemonstering vegen pianopoot
Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Vegen pianopoot AAQO8945NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard
[de verdachte]
Ten aanzien van feit 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juli 2024.
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 9 april 2024 (p. 37-41).
Ten aanzien van feit 4:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 april 2024, voor zover inhoudende (p. 92-98):
Op 8 april 2024 werd verdachte [de verdachte] buiten heterdaad aangehouden te ‘s-Gravenhage. Tijdens de aanhouding zag [de verdachte] kans een zakje uit zijn trui te halen en weg te gooien richting de trambaan. Echter werd dit door collega's gezien en werd het zakje aangetroffen. In het zakje zaten meerdere witte harde brokjes. Ik haalde bolletjes uit het zakje en telde 19 bolletjes. Voor het testen van het genomen monster werd gebruik gemaakt van de daarvoor beschikbare indicatieve testen. Ik zag dat de test positief reageerde op Cocaïne / Crack.
2. Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek verdovende middelen) met als bijlage een NFI rapport, opgemaakt op 23 april 2024, voor zover inhoudende (het proces-verbaal van voorgeleiding raadkamer II, ongenummerd):
Het volgende onderzoeksitem is aangeboden voor onderzoek:
Uniek voorwerp : AARR3368NL
Object : Negentien bolletjes met hierin witte brokjes
Kleur : Wit
Aantal : 19
Nettogewicht : 6,9 gram
Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AARR3368NL
Brokvormig, wit, uit 6,9 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: drie
Bevat cocaïne
Ten aanzien van dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023399984, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
Ten aanzien van feit 1:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juli 2024.
2 Het proces-verbaal van aangifte [naam 6] , opgemaakt op 11 december 2023, voor zover inhoudende (p. 36-43).
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juli 2024.
2. Het proces-verbaal van aangifte [naam 4] , opgemaakt op 23 december 2023, voor zover inhoudende (p. 30-33).
Ten aanzien van dagvaarding III
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022360741, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden – Bollenstreek, basisteam Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 40).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juli 2024.
2. Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek verdovende middelen), opgemaakt op 30 november 2022, (p. 8).
3. Het proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen een tweetal NFI-rapporten, opgemaakt op 19 december 2022, (p. 9-13).
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I - feit 2
Uit de inhoud van het dossier volgt dat in de periode van 7 november 2023 tot en met 7 december 2023 op het adres [adres] te [plaats 2] is ingebroken. Bij deze woninginbraak zijn diverse goederen, waaronder sieraden, een gouden munt, horloges, contant geld en flessen drank, weggenomen die aan [naam 3] toebehoorden.
Om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, moet komen vast te staan dat de verdachte in de periode van 7 november 2023 tot en met 7 december 2023 in bovengenoemde woning aanwezig is geweest. In de woning is op een pianopoot humaan biologisch celmateriaal aangetroffen dat zo goed als zeker het DNA-profiel van de verdachte bevat. De kans dat het DNA-profiel van een ander dan de verdachte is, is kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel eens een jas uit zijn auto aan mensen leende als het koud was. Mogelijk zou zijn DNA-materiaal op die jas zitten en via een andere persoon, die de jas zou hebben gebruikt en in de woning van [naam 3] zou zijn geweest, op de pianopoot zijn terechtgekomen. De verdachte zegt zelf nooit in de woning te zijn geweest. De rechtbank acht dit alternatieve scenario als verklaring voor het aantreffen van het DNA van de verdachte op de pianopoot volstrekt onaannemelijk. De verklaring is niet concreet (niet in tijd, niet in plaats en niet in persoon) en berust op eigen vermoedens. Ook een nadere toelichting of onderbouwing ter terechtzitting ontbreekt. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van dagvaarding I - feit 4
Uit de processtukken is gebleken dat de verdachte tijdens zijn aanhouding op 8 april 2024 een plastic zakje met daarin opgerolde zakjes met bolletjes wit poeder heeft weggegooid. Dit plastic zakje is door een verbalisant teruggevonden en meegenomen voor onderzoek. Vervolgens is uit onderzoek van het NFI gebleken dat het brokvormige witte poeder 6,9 gram cocaïne bevatte. De rechtbank acht op basis van de genoemde bewijsmiddelen dit feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
2
hij in de periode van 7 november 2023 tot en met 7 december 2023 te Leiderdorp sieraden en een gouden munt en horloges en contant geld en flessen drank, die geheel aan [naam 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3
hij op 8 april 2024 te 's-Gravenhage een politievoertuig, dat geheel aan de Nederlandse Politie toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 8 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
6,9gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van dagvaarding II
1
hij op 23 december 2023 te Sassenheim een scooter voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op 23 december 2023 te Voorhout zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 4] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door die
De[naam 4] meermalen te schoppen en zich in tegengestelde richting bewoog alwaar die
De[naam 4] hem wilde brengen;
3
hij op 23 december 2023 te Voorhout opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 4] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "kale kankerlijer" en "vieze kanker NSB'er" en "kankerhond";
Ten aanzien van dagvaarding III
hij op 30 november 2022 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte [naam 7] en het meewerken aan schuldhulpverlening.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 van dagvaarding I komt, bepleit om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en refereert zich ten aanzien van de hoogte van de straf aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken zijn ernstige feiten, omdat mensen zich in hun woning bij uitstek veilig moeten kunnen voelen en zorgen voor een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers.
De impact van de onderhavige inbraak op het slachtoffer is bijzonder groot omdat zeer persoonlijke en onvervangbare spullen zijn meegenomen. Het slachtoffer omschrijft dat onder andere de trouwring van haar overleden man en de trouwringen van haar overleden ouders zijn weggenomen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met wat zijn handelen voor het slachtoffer zou betekenen en dat hij enkel heeft gehandeld uit eigen (financieel) gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een politieauto. De verdachte is na zijn aanhouding in een politieauto geplaatst en is vervolgens over de bestuurdersstoel geklommen. Hij heeft plaatsgenomen achter het stuur en is vervolgens weggereden. Deze actie van de verdachte is niet alleen zeer brutaal te noemen, maar heeft ook gezorgd voor gevaarzetting op de openbare weg.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de belediging van een ambtenaar in functie en heeft hij zich tijdens zijn aanhouding verzet door hem te schoppen. Politieagenten moeten – in het belang van de openbare orde en de veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk agressief en strafbaar gedrag, waaruit bovendien veel minachting spreekt.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een scooter. Hij heeft daarmee een gebrek aan respect getoond voor andermans goed.
Tot slot heeft de verdachte zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne. Cocaïne is schadelijk voor de gezondheid en vormt als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen leidt ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarbij rekent de rechtbank de verdachte met name de woninginbraak, de diefstal van de politieauto en het beledigen van de politieagent zwaar aan en zij weegt dit mee bij de hoogte van de op te leggen straf.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 mei 2024, waaruit blijkt dat hij op 28 juli 2021 is veroordeeld voor deelname aan een criminele jeugdgroep. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte op een jonge leeftijd in een tijdsbestek van een paar jaar meerdere ernstige strafbare feiten heeft gepleegd.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 16 juni 2024, waaruit volgt dat sprake is van ADHD en impulsiviteitsproblematiek. De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling die ziet op het verminderen van zijn impulsiviteit, het leren omgaan met uit ADHD voortkomend gedrag en het overzien van de gevolgen van zijn keuzes.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De voorwaardelijke straf dient er niet alleen toe om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, maar ook om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend.
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend.
Politie Eenheid Den Haag heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.081,40 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.081,40 aan materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie adviseert tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 5] en Politie Eenheid Den Haag.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 5] en Politie Eenheid Den Haag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal ook de benadeelde [naam 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Hoewel uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat door [naam 3] schade is geleden, is haar vordering niet gespecificeerd of anderszins onderbouwd. De benadeelde partij alsnog de gelegenheid geven voor een onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij Politie Eenheid Den Haag niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Hoewel uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat door Politie Eenheid Den Haag schade is geleden, roept de vordering bij de rechtbank vragen op. Het is voor de rechtbank niet – op een binnen het strafproces aanvaardbare manier – vast te stellen welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank wijst in het bijzonder op de onduidelijkheid over de kosten die zijn gemaakt voor schadeherstel aan de politieauto, omdat als onderbouwing van de vordering een intern document is overgelegd. De benadeelde partij alsnog de gelegenheid geven voor een deugdelijke onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57, 180, 266, 267, 310, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 tot en met 4 tenlastegelegde feiten, de bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding III tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
schuldheling;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
wederspannigheid;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van dagvaarding III:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[naam 7] , geboren op [geboortedag 2] 2004, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te ‘s-Gravenhage op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor het verminderen van zijn impulsiviteit, het leren omgaan met uit ADHD voortkomend gedrag en het overzien van de gevolgen van zijn keuzes;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij Politie Eenheid Den Haag niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Melieste, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2024.