In de zaak met zaaknummer NL24.24214 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.F. Wijngaarden, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 25 juni 2024, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De rechtbank had eerder in een tussenuitspraak in een andere zaak (NL24.24213) geconstateerd dat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek was in de beslissing van de minister. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit van de minister wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 15 juli 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.