ECLI:NL:RBDHA:2024:11362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.N. Noordzee, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift. Verzoekster heeft op 15 april 2024 beroep aangetekend, maar op 7 mei 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op haar bezwaar. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, maar heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat het beroep van verzoekster van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 1 juli 2024.