ECLI:NL:RBDHA:2024:11357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen bouwstop en invordering van dwangsom met betrekking tot gemeentelijk monument
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 juli 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot een bouwstop en een last onder dwangsom die op 28 juni 2021 zijn opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Eiser, die op 18 maart 2022 voor de helft eigenaar is geworden van een gemeentelijk monument, heeft het niet eens met de besluiten van verweerder, die zijn voortgekomen uit de sloop van een wand en koof zonder vergunning. De rechtbank heeft op 16 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd werd door mr. E. Kuin en mr. J. van Ginneken.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de bouwstop en de last onder dwangsom niet gericht zijn aan eiser, maar aan de vorige eigenaar van het pand. Eiser heeft geen procesbelang, omdat hij geen verplichtingen heeft voortvloeiend uit de besluiten van verweerder. De rechtbank legt uit dat voor een inhoudelijke beoordeling van een beroep, de indiener een actueel en reëel belang moet hebben, wat in dit geval niet aan de orde is. Eiser hoeft niets te doen of te laten en kan geen dwangsommen verbeuren.
Aangezien eiser geen procesbelang heeft, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal beoordelen en dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.