ECLI:NL:RBDHA:2024:11317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/09/664934 / KG ZA 24-370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten door voormalig distributeur na beëindiging distributieovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen IGLOO PRODUCTS CORP. (IPC) en IGLOOCOOLERS B.V. (Coolers). IPC, een Amerikaanse fabrikant van koelproducten, heeft Coolers aangeklaagd wegens inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten, waaronder merkrechten, na de beëindiging van hun distributieovereenkomst. IPC heeft de overeenkomst opgezegd per 31 oktober 2023, maar Coolers bleef de IGLOO-merken gebruiken in haar handelsnaam en op haar websites. IPC vorderde een verbod op dit gebruik en rectificatie op de websites van Coolers, met een dwangsom bij niet-naleving.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de distributieovereenkomst niet zonder meer kan worden aangenomen. Er is onduidelijkheid over de datum waarop de overeenkomst daadwerkelijk is geëindigd, wat van belang is voor de vraag of Coolers inbreuk maakt op de merkrechten van IPC. De rechter oordeelde dat zonder bewijslevering niet kan worden vastgesteld of Coolers op dit moment inbreuk maakt op de IGLOO-merken. Daarom zijn de vorderingen van IPC afgewezen. IPC is veroordeeld in de proceskosten van Coolers, die zijn begroot op € 6.866,00.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en communicatie tussen partijen bij de beëindiging van distributieovereenkomsten, vooral in het kader van het gebruik van intellectuele eigendomsrechten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/664934 / KG ZA 24-370
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
IGLOO PRODUCTS CORP.,
te Delaware, Verenigde Staten van Amerika,
eisende partij,
hierna te noemen: IPC,
advocaat: mr. R.W. de Vrey,
tegen
IGLOOCOOLERS B.V.,
te Nieuwerkerk a/d IJssel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Coolers,
advocaat: mr. N. Vrugt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 april 2024;
- de producties EP01 tot en met EP25 van IPC;
- de conclusie van antwoord;
- de producties GP01 tot en met GP20 van Coolers;
- de akte wijziging petitum van IPC, ingekomen op 20 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Daarbij waren van de zijde van IPC in de rechtszaal aanwezig haar advocaten mr. De Vrey voornoemd en mr. S.E.J. van den Berg (advocaat te Amsterdam). Op afstand, via een audiovisuele verbinding, heeft namens IPC ook [naam 1] (
Head of EMEA sales) de mondelinge behandeling bijgewoond. Coolers heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] (commercieel directeur van Coolers), [naam 3] (operationeel manager van Coolers) en [naam 4] (mede-eigenaar van Coolers), vergezeld van haar advocaat mr. Vrugt voornoemd.
1.3.
Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De advocaten hebben de door hen voorgedragen pleitnota’s overgelegd.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat uiterlijk vandaag (18 juli 2024) vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
IPC is een Amerikaanse fabrikant van onder meer koelboxen, koeltassen, drankkoelers en bijbehorende accessoires. IPC is een dochteronderneming van het in Zweden gevestigde Dometic Group AG.
2.2.
IPC is houdster van onder meer de hieronder weergegeven merkregistraties (hierna tezamen: de IGLOO-merken) die zij gebruikt ter aanduiding en onderscheiding van haar producten (hierna: de IGLOO-producten):
  • het Benelux(woord)merk ‘IGLOO’ met registratienummer 310252, geregistreerd op 1 oktober 1972 (aanvraagdatum 12 april 1972) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 11, 18 en 28;
  • het Unie(woord)merk ‘IGLOO’ met registratienummer 8679771, geregistreerd op 19 mei 2010 (aanvraagdatum 11 november 2009) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 9, 11 en 25;
  • het Unie(woord)merk ‘IGLOO’ met registratienummer 9204686, geregistreerd op 2 december 2010 (aanvraagdatum 25 juni 2010) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 9, 11, 21 en 25;
  • het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 12875514, geregistreerd op 8 oktober 2014 (aanvraagdatum 15 mei 2014) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 11 en 21:
- het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 1283623, geregistreerd op 27 november 2015 (op basis van een internationale merkaanvraag) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21;
- het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 18225875, geregistreerd op 25 september 2020 (aanvraagdatum 15 april 2020) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 18, 20, 25 en 35;
  • het Unie(woord)merk ‘PLAYMATE’ met registratienummer 18134463, geregistreerd op 29 januari 2020 (aanvraagdatum 9 oktober 2019) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21;
  • het Unie(woord)merk ‘TRAILMATE’ met registratienummer 15226418, geregistreerd op 29 augustus 2016 (aanvraagdatum 17 maart 2016) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21.
2.3.
Blijkens een door haar overgelegd uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is Coolers een in 2006 opgerichte groothandel in witgoed en koelboxen.
2.4.
Sinds haar oprichting verkoopt Coolers hoofdzakelijk IGLOO-producten aan zowel consumenten als zakelijke afnemers in zeventien landen in Europa, waaronder Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. Daartoe heeft zij in 2006 (mondeling) een distributieovereenkomst gesloten met IPC.
2.5.
Voor de verkoop van de IGLOO-producten maakte Coolers – met medeweten van IPC – gebruik van websites die zijn te bezoeken via onder meer de volgende, door Coolers gehouden, domeinnamen: < [website 1] >, < [website 2] >, < [website 3] >, < [website 4] >, < [website 5] >, < [website 6] > en < [website 7] >. Op die websites, alsmede in andere commerciële uitingen op verkoopplatforms zoals Marktplaats en Bol.com en op haar sociale media accounts (Youtube, Facebook en Instagram), maakte Coolers – eveneens met medeweten van IPC – (veelvuldig) gebruik van de IGLOO-merken, ook als onderdeel van haar statutaire en handelsnaam (‘Igloocoolers’ en ‘Igloo Coolers Europe’), en presenteerde zij zich als (officiële) distributeur van IGLOO-producten.
2.6.
Op 31 maart 2023 heeft IPC aan Coolers bericht de distributieovereenkomst op te zeggen tegen 31 oktober 2023 en niet langer (nieuwe) orders van Coolers te accepteren. Bij brief van 13 oktober 2023 heeft IPC herhaald dat zij de distributieovereenkomst per 31 maart 2023 heeft opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zeven maanden. Voor zover die opzegtermijn niet voldoende zou zijn, heeft IPC in haar brief van 13 oktober 2023 de distributieovereenkomst (met onmiddellijke ingang) voor de toekomst ontbonden en van Coolers betaling van een bedrag van USD 525.892,04 (aan openstaande facturen) gevorderd.
2.7.
Coolers heeft zich per 31 maart 2023 genoodzaakt gezien haar bedrijfsmodel, dat (tot die datum) was gebaseerd op de verkoop van bijna uitsluitend IGLOO-producten (welke verkoop naar eigen zeggen van Coolers 90% van haar omzet bedroeg), te wijzigen naar een bedrijfsinrichting die haar in staat stelt haar omzet te halen uit de verkoop van vergelijkbare producten van andere merken. Zij heeft onder meer ingezet op de verkoop van door haar zelf ontwikkelde koeltassen, koelboxen en bijbehorende accessoires die zij in de markt zet onder de (merk)naam ‘Steamy’ (hierna: de Steamy-producten). Daarvoor maakt Coolers onder meer gebruik van een website die is te raadplegen via de domeinnaam < [website 8] >. Coolers treedt in dat verband naar buiten op onder de handelsnaam ‘SteamyCool’ (en/of daaraan verwante namen).
2.8.
Naast het op de markt brengen van de Steamy-producten richt Coolers zich sinds april 2023 eveneens op het (leeg)verkopen van haar voorraad IGLOO-producten. Begin 2024 ging het om een voorraad die negen à tien zeecontainers besloeg. Ten tijde van de mondelinge behandeling ging het nog om een voorraad ter grootte van ongeveer vier zeecontainers. Voor de verkoop daarvan maakt Coolers gebruik van onder meer de hiervoor onder 2.5 genoemde websites en verkoopplatforms. Coolers verwacht tegen het eind van dit jaar (2024) de resterende voorraad IGLOO-producten grotendeels verkocht te hebben.
2.9.
Partijen zijn met elkaar in geschil over (onder meer) de (rechtsgeldigheid/rechtmatigheid) van de beëindiging van de distributieovereenkomst (door IPC) en de (juridische) gevolgen daarvan, waaronder het tot op heden voortdurend gebruik van de IGLOO-merken door Coolers. In dat verband is tussen partijen bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig die is geregistreerd onder zaaknummer C/09/661352 / HA ZA 24-154, waarin beide partijen over en weer (in conventie en in reconventie) vorderingen hebben ingesteld. In die bodemprocedure is de mondelinge behandeling gepland op 27 september 2024.
2.10.
Nadat IPC had vastgesteld dat Coolers ook in 2024 het (intensieve) gebruik van de IGLOO-merken op haar websites, op verkoopplatforms, in brochures en in (andere) rechtstreekse communicatie aan klanten voortzette, heeft zij de onderhavige kortgedingprocedure ingeleid.

3.Het geschil

3.1.
IPC vordert in dit kort geding – samengevat – een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren gebod voor Coolers om iedere inbreuk op de IGLOO-merken en handelsnaamrechten van IPC met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden en om een rectificatie op haar websites te plaatsen, zulks onder dreiging van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Coolers in de op de voet van artikel 1019h Rv [1] te begroten kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
IPC legt aan haar vorderingen – verkort weergegeven – ten grondslag dat Coolers ook ná 13 oktober 2023 dan wel 31 oktober 2023, de data waarop c.q. waartegen de distributieovereenkomst tussen partijen door IPC is ontbonden respectievelijk opgezegd, intensief gebruik is blijven maken van de IGLOO-merken, onder meer in haar handelsnaam, in de door haar gebruikte domeinnamen, op de door haar gebruikte websites, op haar sociale media accounts en in brochures. Het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers is zodanig dat daarmee het bestaan van een economische band tussen IPC en Coolers wordt gesuggereerd, terwijl die band niet meer bestaat. Coolers heeft voor dat gebruik van de IGLOO-merken sinds de beëindiging van de distributieovereenkomst geen toestemming meer van IPC. Volgens IPC maakt Coolers daarmee inbreuk op haar merkrechten, zoals bedoeld in artikel 2.20 lid 2 sub a tot en met c BVIE [2] en artikel 9 lid 2 sub a tot en met c UMVo [3] en handelt zij in strijd met de artikelen 5 en 5a Hnw [4] .
3.3.
Coolers voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van IPC, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van IPC in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Voor zover de vorderingen van IPC zijn gegrond op vermeende inbreuk op verschillende Uniemerken, volgt de internationale (en relatieve) bevoegdheid van de voorzieningenrechter om daarvan kennis te nemen uit artikel 123 lid 1 in samenhang bezien met artikel 124 onder a en artikel 125 lid 1 jo. artikel 131 lid 2 UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, omdat Coolers is gevestigd in Nederland. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot het grondgebied van alle lidstaten van de Europese Unie.
4.2.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van de vorderingen voor zover daaraan inbreuk op het Beneluxmerk van IPC ten grondslag is gelegd, vloeit – gelet op de vestigingsplaats van Coolers – voort uit artikel 4.6 lid 1 BVIE. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot het grondgebied van de Benelux.
4.3.
Voor zover de vorderingen van IPC een andere grondslag hebben (vermeende inbreuk op haar handelsnaamrechten), volgt de internationale en relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter uit artikel 4 Brussel I bis-Vo [5] respectievelijk artikel 99 Rv.
Verdere beoordeling
4.4.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of IPC ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen zouden hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan ieder van de vorderingen (een voortdurende) inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van IPC (in het bijzonder de IGLOO-merken en handelsnaamrechten van IPC) [6] door Coolers ten grondslag ligt. IPC heeft daarmee uitdrukkelijk niet het oog op het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers voor zover dat (strikt) noodzakelijk is voor de verkoop van IGLOO-producten die Coolers nog in voorraad heeft. IPC verzet zich slechts tegen het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers voor zover laatstgenoemde daarmee deloyaal handelt tegenover (de gerechtvaardigde belangen van) IPC, verwarring creëert in de markt, afbreuk doet aan (de functies van) de IGLOO-merken of ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de IGLOO-merken, onder meer door (i) zich nog steeds voor te doen als officiële distributeur van IPC, (ii) gebruik te blijven maken van domeinnamen waarin de IGLOO-merken gebruikt worden, en (iii) gebruik te blijven maken van de IGLOO-merken op online verkoopplatforms en sociale media.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat het (intensieve) gebruik door Coolers van de IGLOO-merken zoals thans aan haar verweten, gedurende de looptijd van de tussen IPC en Coolers gesloten distributieovereenkomst niet als onrechtmatig kwalificeert, omdat IPC voor dat gebruik (al dan niet impliciet) aan Coolers toestemming heeft gegeven. Partijen zijn echter met elkaar in geschil over de vraag vanaf welke datum die toestemming moet worden geacht niet langer aanwezig te zijn (geweest).
4.7.
Volgens IPC is haar toestemming met de beëindiging van de distributieovereenkomst, waarmee de aan Coolers verstrekte licentie voor het gebruik van de IGLOO-merken samenhing, per 13 oktober 2023 (door ontbinding) dan wel per 31 oktober 2023 (door opzegging) komen te vervallen. Coolers voert daarentegen aan dat de ontbinding dan wel opzegging van de distributieovereenkomst door IPC onrechtmatig en dus niet rechtsgeldig is, omdat IPC daarbij geen, althans een te korte, opzegtermijn in acht heeft genomen. Zou IPC rechtsgeldig hebben opgezegd en een in dit geval redelijke opzegtermijn van tussen de 17 en 24 maanden hebben gehanteerd, dan zouden de distributieovereenkomst en de daarmee samenhangende licentie voor het gebruik van de IGLOO-merken thans nog niet zijn geëindigd en kan van inbreuk door Coolers op die intellectuele eigendomsrechten van IPC geen sprake zijn. Bovendien betoogt Coolers dat zij op basis van de gemaakte (mondelinge) afspraken gerechtigd is (intensief) gebruik te maken van de IGLOO-merken – ook na beëindiging van de distributieovereenkomst – zo lang Coolers IGLOO-producten verkoopt uit haar voorraad die zij heeft opgebouwd en ingekocht bij IPC op grond van de distributieovereenkomst en dus in haar hoedanigheid van (officiële) distributeur.
4.8.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat pas sprake kan zijn van inbreuk door Coolers op de IGLOO-merken ná de rechtmatige/rechtsgeldige beëindiging van de distributieovereenkomst. De voorzieningenrechter ziet zich daarom gesteld voor de vraag of en zo ja, per wanneer, de distributieovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Die vraag kan de voorzieningenrechter zonder nadere bewijslevering, waarvoor in het kader van deze kortgedingprocedure geen plaats is, echter niet beantwoorden. Bovendien hebben partijen daarover in dit kort geding (voor wat betreft IPC: bewust) niet het debat gevoerd. Volgens IPC was dat debat nodig noch relevant, omdat tussen partijen vast zou staan dat de distributieovereenkomst op dit moment niet langer van kracht is. Die stelling kan echter in het licht van het door Coolers gevoerde en hiervoor onder 4.7 kort weergegeven verweer – zoals zij ter zitting heeft bevestigd – niet worden gevolgd.
4.9.
Anders dan IPC betoogt, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het merken- en handelsnaamrechtelijke geschil dat in deze kortgedingprocedure voorligt, niet los worden gezien van het geschil tussen partijen over (de rechtsgeldigheid/rechtmatigheid van) de opzegging/ontbinding van de distributieovereenkomst, zoals aan de orde in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure (zie hiervoor onder 2.9). Weliswaar zijn partijen het erover eens dat de distributieovereenkomst feitelijk door IPC is beëindigd, in die zin dat Coolers geen IGLOO-producten meer van IPC kan betrekken. Die vaststelling dwingt echter niet tot de conclusie dat IPC de distributieovereenkomst (juridisch) rechtsgeldig heeft beëindigd, althans dat die beëindiging ten tijde van de in deze procedure door IPC gestelde inbreuken op de IGLOO-merken effectief was. Dat Coolers zich (inmiddels) zou hebben neergelegd bij de conclusie dat de distributieovereenkomst met ingang van 31 oktober 2023 is geëindigd (of zelfs eerder, zoals door IPC ter zitting gesuggereerd), is de voorzieningenrechter op basis van de in deze kortgedingprocedure gewisselde stukken niet gebleken. Coolers heeft ter zitting juist benadrukt dat van inbreuk op de IGLOO-merken geen sprake is omdat de distributieovereenkomst, althans de daarmee samenhangende licentie, nog altijd niet geëindigd is.
4.10.
Indien en voor zover van een rechtsgeldige opzegging dan wel ontbinding van de distributieovereenkomst (en de daarmee samenhangende licentie) door IPC (nog) geen sprake zou zijn, kan IPC aan Coolers geen rechten ontzeggen die laatstgenoemde aan die distributieovereenkomst (en licentie) kan ontlenen, zoals de toestemming van IPC om de IGLOO-merken (intensief) te gebruiken. De ter zitting door IPC geponeerde stelling dat een eventuele onrechtmatige opzegging/ontbinding door IPC enkel zou kunnen leiden tot een schadevergoedingsplicht jegens Coolers, kan om die reden niet zonder meer (en overigens zonder nadere kennis van de standpunten van partijen in de bodemprocedure) als (voorshands) juist worden aanvaard.
4.11.
De voorzieningenrechter kan dus niet vaststellen of en, zo ja, per wanneer, de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst die vanaf 2006 tussen hen bestond, is geëindigd. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter evenmin vaststellen dat Coolers op dit moment inbreuk maakt of heeft gemaakt op de IGLOO-merken. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om – vooruitlopend op de reeds aanhangige bodemprocedure – het als voorlopige voorziening gevorderde inbreukverbod toe te wijzen.
4.12.
Ook in de overige omstandigheden van dit geval - waaronder begrepen de mogelijkheid dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de distributieovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd met ingang van een datum die ligt vóór het in deze procedure door IPC gewraakte gebruik van de IGLOO-merken door Coolers - ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om op dit moment een voorlopige voorziening jegens Coolers te treffen. Daarbij is ten eerste van belang dat de voorzieningenrechter is gebleken dat Coolers ervan doordrongen is dat aan haar distributeurschap van IPC een einde is gekomen dan wel zal komen. Coolers heeft zich in deze kortgedingprocedure bereid getoond haar gebruik van de IGLOO-merken te beperken tot enkel het gebruik dat nodig is voor de verkoop van de resterende voorraad IGLOO-producten waarover zij nog beschikt. Tussen partijen staat vast (zie ook hiervoor onder 4.5) dat Coolers daartoe gerechtigd is. Ter zitting heeft Coolers toegezegd op eerste verzoek van IPC eventuele onnodige en per abuis nog niet verwijderde/aangepaste referenties aan IPC dan wel aan de IGLOO-merken alsnog te (doen) verwijderen of aan te (doen) passen, zoals zij ook na het uitbrengen van de dagvaarding op verschillende momenten heeft gedaan, hetgeen blijkt uit door partijen overgelegde stukken. Verder heeft Coolers zich bereid getoond daarover met IPC in overleg te treden en nadere afspraken te maken, eventueel versterkt met een contractuele boete. Het gaat dan onder meer om het wijzigen van de link naar de website die bij de bedrijfsinformatie van ‘Steamy Products’ wordt getoond in de zoekresultaten van Google, welke link – zo heeft de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling waargenomen – niet doorgeleidde naar < [website 8] >, maar naar < [website 1] >. Ook heeft Coolers toegezegd om binnen afzienbare tijd haar statutaire naam aan te passen, zodat daarin geen verwijzing naar de IGLOO-merken meer voorkomt. Bij de vermelding van het woord Igloo in haar statutaire naam heeft Coolers – zoals zij ter zitting heeft verklaard – voor de uitverkoop van de IGLOO-producten ook geen belang meer. Daarnaast heeft Coolers toegezegd het gebruik van de IGLOO-merken, nadat de restvoorraad IGLOO-producten is uitverkocht – naar verwachting eind 2024 – of op het moment dat IPC die restvoorraad terugneemt, volledig te zullen staken, waaronder ook het gebruik van de domeinnamen met daarin verwijzingen naar de IGLOO-merken. De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen reden om te veronderstellen dat Coolers die toezeggingen geen gestand zal doen.
4.13.
Ten tweede neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de mondelinge behandeling van de tussen partijen aanhangige bodemprocedure is gepland op 27 september 2024. Het ligt daarmee in de lijn der verwachting dat er op relatief korte termijn (uiterlijk in december 2024) een rechterlijke beslissing (in eerste aanleg) zal zijn over de rechtsgeldigheid/rechtmatigheid van de opzegging dan wel ontbinding door IPC van de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst en de (juridische) gevolgen daarvan, onder meer ten aanzien van het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers. Gezien de langdurige, in de markt bekende, samenwerking die partijen hebben gehad en waarvan het (thans verweten) gebruik door Coolers van de IGLOO-merken onderdeel vormde, valt voor de voorzieningenrechter niet in te zien waarom de belangen van IPC om – kort gezegd – alle mogelijke referenties aan een commerciële relatie tussen Coolers en IPC uit te wissen, thans zo spoedeisend zijn dat zij de beslissing over de afwikkeling van die commerciële relatie in de bodemprocedure niet kan afwachten.
4.14.
De slotsom is dat de vorderingen van IPC zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.15.
IPC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief de nakosten). Die proceskosten zijn te begroten conform artikel 1019h Rv. Coolers heeft daartoe een (onbestreden) specificatie van haar advocaatkosten tot een totaalbedrag € 10.682,-overgelegd.
4.16.
Om de redelijkheid en evenredigheid van de advocaatkosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de in deze zaak toepasselijke Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze zaak moet worden aangemerkt als een ‘eenvoudig kort geding’ in de zin van die Indicatietarieven.
4.17.
De Indicatietarieven betreffen uitsluitend de werkzaamheden van de advocaat/advocaten. Voor een ‘eenvoudig kort geding’ geldt een indicatietarief, een bedrag dat als redelijk en evenredig wordt beschouwd, van maximaal € 6.000,-. De advocaatkosten aan de zijde van Coolers worden daarom op dat bedrag begroot. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
4.18.
Het toe te wijzen bedrag aan advocaatkosten wordt vermeerderd met het door Coolers betaalde griffierecht ad € 688,- en de nakosten die worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024: € 178,-). Daarmee komt het totaalbedrag van de door Coolers gemaakte proceskosten op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
6.000,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.866,00
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.20.
Nu dat onbestreden is gevorderd, zal dit vonnis voor zover het betreft de veroordelingen tot betaling van de proceskosten en de (daarover) verschuldigde wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van IPC af,
5.2.
veroordeelt IPC in de proceskosten van Coolers, tot op heden begroot op € 6.866,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als IPC niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt IPC tot betaling van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW [7] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 vermelde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Kelkensberg, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.J. de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
3.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.
4.Handelsnaamwet.
5.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
6.Voor het leesgemak spreekt de voorzieningenrechter hierna steeds enkel over de ‘IGLOO-merken’, maar daarmee worden ook de (vermeende) handelsnaamrechten van IPC waarin de IGLOO-merken voorkomen, bedoeld.
7.Burgerlijk Wetboek.