In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 3 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 4 augustus 2023 ontvangen. Eiseres heeft de minister op 26 februari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 21 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50 en moet de minister het betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.