ECLI:NL:RBDHA:2024:11255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 22 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 29 januari 2024 afgewezen, met het argument dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat hij in Nigeria is mishandeld vanwege zijn geaardheid. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende gedetailleerd heeft verklaard over zijn ervaringen en gevoelens, waardoor de minister zijn verklaringen als summier en oppervlakkig heeft kunnen beschouwen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet alleen zijn identiteit niet heeft aangetoond, maar ook niet overtuigend heeft uitgelegd hoe hij zijn homoseksualiteit heeft beleefd in een cultuur waar dit taboe is.

De rechtbank bevestigt dat de minister van eiser mocht verwachten dat hij meer inzicht zou geven in zijn persoonlijke ervaringen, vooral gezien de lange duur van zijn huwelijk met een vrouw en zijn relatie met een man. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6855

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 22 juni 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 januari 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is homoseksueel. Toen zijn ouders dat merkten, hebben zij hem gedwongen om met een vrouw te trouwen. Hij heeft de relatie met zijn vriend in het geheim voortgezet. Zij zijn in een hotel betrapt door de oom van zijn vriend, die enkele mensen had meegenomen. Eiser is mishandeld. Er ontstond een menigte, die uit elkaar is gegaan doordat de politie in de lucht heeft geschoten. Eiser heeft zo kunnen ontsnappen. Omdat het voor hem als homoseksueel niet veilig is in Nigeria heeft hij zijn land verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
Hoewel eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond met documenten, houdt de minister voor deze procedure de door eiser verstrekte gegevens aan. De door eiser gestelde seksuele geaardheid en gestelde daaruit voortvloeiende problemen acht de minister niet geloofwaardig. Gelet op het referentiekader van eiser mag van hem worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens, in hoe hij zijn seksuele geaardheid en de ontwikkeling daarin heeft beleefd in Nigeria. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. Zijn verklaringen blijven summier en oppervlakkig. De minister betrekt bij zijn standpunt eisers verklaringen over de ontwikkeling van zijn gevoelens, de verhouding tussen het christelijke geloof en homoseksualiteit, de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid door eisers moeder, zijn huwelijk, zijn relatie met zijn vriend, de situatie voor homoseksuelen in Nigeria en in Nederland en de gebeurtenissen na de betrapping door de oom van zijn vriend. De minister concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.
De beroepsgronden
6. Eiser stelt dat de minister zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag onvoldoende rekening gehouden met zijn referentiekader. Hij heeft de middelbare school niet afgemaakt, in de Nigeriaanse cultuur heerst een taboe om over homoseksualiteit te praten en hij vindt het lastig om over zijn gevoelens te praten. Mede als gevolg hiervan vindt eiser dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij eisers verklaringen oppervlakkig en summier vindt en waarom hij vindt dat eisers verklaringen onvoldoende inzicht geven in zijn gedachten en gevoelens over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser vindt dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in zijn asielrelaas, in zijn leven in een land waarin homoseksuele geaardheid niet wordt geaccepteerd en in zijn leven in Nederland. Verder vindt hij dat de minister onvoldoende heeft doorgevraagd over de reden van de verdenking door de oom van zijn vriend en dat de minister ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij eisers verklaringen over de omstandigheden van de ontsnapping onvoldoende vindt.
Overwegingen van de rechtbank
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan eisers asielrelaas geen geloof kan worden gehecht. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser over een aantal essentiële onderdelen van zijn asielrelaas onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard, waardoor hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gestelde homoseksualiteit.
Referentiekader en ontwikkeling
7.1.
De minister heeft van eiser, ondanks zijn referentiekader, mogen verwachten dat hij inzicht kan geven in hoe hij de ontwikkeling van zijn homoseksuele geaardheid en zijn leven in Nigeria heeft ervaren. Niet is gebleken dat dit van eiser, ook al heeft hij de middelbare school niet afgerond en ook al heerst er een taboe in zijn land van herkomst om over homoseksualiteit te praten, niet kan worden verwacht. Eiser is immers gevraagd naar zijn eigen ervaringen en belevingen. Eisers verklaringen dat hij het moeilijk vindt om over zijn gevoelens te praten en dat dit ook niet veel gebeurt in zijn cultuur heeft de minister niet tot een ander standpunt hoeven brengen, nu eiser ook heeft verklaard dat hij met zijn vriend wel over zijn gevoelens heeft gepraat. De minister heeft van eiser mogen verwachten dat hij kan verklaren hoe hij zijn homoseksuele gevoelens probeerde te normaliseren en te accepteren en hoe dit voor hem was. Naar het oordeel van de rechtbank is hij hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld in de gehoren en zijn hem voldoende (aanvullende) vragen gesteld.
Huwelijk
7.2.
Eisers verklaringen over zijn huwelijk hebben de minister niet ten onrechte tot het standpunt gebracht dat zijn gestelde seksuele geaardheid niet geloofwaardig is. Zo heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over hoe zijn moeder achter zijn homoseksuele geaardheid kwam en dit aan zijn vader vertelde. Ook heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser onvoldoende heeft kunnen vertellen hoe het voor hem was om na deze ontdekking van zijn moeder met een vrouw te moeten trouwen, terwijl hij op mannen valt. Verder heeft de minister bij zijn standpunt kunnen betrekken dat eiser blijkens zijn verklaringen achttien jaar getrouwd is geweest met zijn vrouw en dat hij kinderen met haar heeft gekregen. Hij heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser onvoldoende duidelijk heeft gemaakt hoe hij zich al die jaren in zijn huwelijk heeft staande gehouden, wat het zo moeilijk maakte en hoe hij hiermee is omgegaan. Ook heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat hij, ook al heeft hij een begin van inzicht gegeven, onvoldoende heeft verklaard hoe de situatie voor hem was nadat zijn vrouw hem betrapte, nu hij daarna nog vijftien jaar met zijn vrouw heeft samengewoond. De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij met zijn verklaringen over zijn huwelijk onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gevoelens en gedachten over zijn gestelde geaardheid.
Relatie met zijn vriend
7.3.
De minister heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen over zijn relatie met zijn vriend zijn gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiser niet alleen summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn gevoelens, maar ook over de feitelijkheden in zijn relatie, zoals feiten over zijn vriend, de ontwikkeling van de relatie en de invulling van hun relatie. De minister heeft hierbij mogen wijzen op de lange duur van twintig jaar van de gestelde relatie. Zo heeft de minister meer van eiser mogen verwachten dan dat hij kan vertellen dat zijn vriend chauffeur was en van voetbal en van muziek hield. Onder andere eisers verklaring dat hij alles aan zijn vriend leuk vond, heeft de minister ook te algemeen en aan de oppervlakte mogen achten. De minister heeft er ook op mogen wijzen dat toen werd doorgevraagd waarom zijn vriend liefdevol of zachtaardig was, of toen om voorbeelden werd gevraagd, eiser is blijven hangen in verklaringen dat zijn vriend een goed hart had, zij close met elkaar waren, leefden als broers en problemen met elkaar deelden. Verder heeft de minister erop mogen wijzen dat eiser heeft verklaard dat hij en zijn vriend spraken over waarom zij elkaar leuk vonden, maar dat eiser verder geen inzicht heeft gegeven in deze gesprekken, terwijl hij hiernaar wel is gevraagd. Verder heeft de minister eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende heeft verklaard hoe het was om zijn relatie met zijn vriend geheim te houden. Zijn verklaring dat dit de enige manier is om ermee om te gaan, heeft de minister te vaag en summier mogen achten om inzicht te geven in eisers persoonlijke gedachten en gevoelens over zijn seksuele geaardheid. De minister heeft zich, ook gelet op de lange duur van de relatie, op het standpunt mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen over zijn relatie met zijn vriend onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij zijn seksuele geaardheid heeft beleefd.
Christendom
7.4.
Verder heeft de minister bij zijn standpunt dat geen geloof kan worden gehecht aan eisers gestelde homoseksualiteit naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte eisers verklaringen over het christendom en homoseksualiteit betrokken. Eiser heeft verklaard dat het christendom, zoals gepredikt in de kerk, en homoseksualiteit niet samengaan. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in wat dit voor hem betekent. Eiser heeft verklaard dat hij zichzelf niet heeft gecreëerd en dat hij geen God is. Uit zijn verklaring dat het niet aan de kerkgangers is om hem te beoordelen, blijkt echter niet hoe hij ermee is omgegaan dat christendom en homoseksualiteit niet samengaan, zoals hij heeft verklaard. De minister heeft eisers verklaringen te vaag en te algemeen mogen achten en zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens.
Nigeria
7.5.
Ook heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser ook met zijn verklaringen over de situatie voor homoseksuelen in Nigeria zijn gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft eisers verklaringen over wat de manier waarop de gemeenschap in Nigeria tegen homoseksualiteit aankijkt, voor hem betekent en wat dat met hem doet, onvoldoende mogen achten. Verder heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen over het ontbreken van LHBTI-organisaties in Nigeria zijn gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eisers stellingen dat hij van het bestaan van LHBTI-organisaties in Nigeria niet op de hoogte was en dat er weliswaar organisaties zijn in Nigeria maar dat deze niet openlijk kunnen opereren, maken dit niet anders.
Nederland
7.6.
Wat betreft eisers verklaringen over de situatie voor homoseksuelen in Nederland heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank ook op het standpunt mogen stellen dat deze verklaringen onvoldoende inzicht geven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens over zijn gestelde homoseksualiteit. De door eiser overgelegde foto’s van activiteiten hebben de minister niet tot een ander standpunt over eisers verklaringen hoeven brengen. Het is in de eerste plaats aan eiser om met zijn verklaringen zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser dit onvoldoende heeft gedaan. Verder heeft eiser ook geen toelichting op de foto’s gegeven.
7.7.
Gelet op het voorgaande heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen over zijn gevoelens en gedachten bij zijn huwelijk, zijn relatie, zijn geloof en de situatie voor homoseksuelen in Nigeria en in Nederland zijn gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
Gebeurtenissen
8. Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank eisers verklaringen over de betrapping door de oom van zijn vriend en zijn ontsnapping niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij niet heeft toegelicht wat de oom van zijn vriend zei waardoor eiser dacht dat de oom eiser en zijn vriend verdacht vond. Ook heeft de minister het uit eisers verklaringen onduidelijk mogen vinden hoe na een mishandeling op een hotelkamer een menigte mensen heeft kunnen ontstaan. Ten slotte heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat niet valt in te zien hoe eiser naakt en gewond heeft kunnen ontsnappen en heeft kunnen vluchten.
9. Gelet op eisers verklaringen over zijn gedachten en gevoelens en gelet op zijn verklaringen over de feitelijke gebeurtenissen, heeft de minister niet ten onrechte geconcludeerd tot ongeloofwaardigheid van eisers gestelde homoseksualiteit.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.