ECLI:NL:RBDHA:2024:11245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
NL24.18982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van geloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 3 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de minister op 26 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en legt uit waarom de afwijzing van de asielaanvraag terecht is.

Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Tunesië gevaar loopt vanwege een persoon die haar in het verleden heeft gedrogeerd en verkracht. Zij vreest dat deze persoon video’s van de incidenten openbaar zal maken, wat zou leiden tot eerwraak door haar broers. De minister heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar vrees voor vervolging bij terugkeer naar Tunesië gerechtvaardigd is. De rechtbank bevestigt dit oordeel en stelt vast dat Tunesië als veilig land van herkomst is aangemerkt, wat betekent dat de bewijslast bij eiseres ligt om aan te tonen dat zij persoonlijk gevaar loopt.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar situatie in Tunesië onveilig is. De rechtbank wijst erop dat de minister terecht heeft gesteld dat eiseres de bescherming van de Tunesische autoriteiten kan inroepen en dat de vrees voor eerwraak niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheende minister van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij heeft op 3 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 april 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiseres en de gemachtigde van eiseres zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij bij terugkeer naar Tunesië (haar land van herkomst) gevaar loopt. Eisers is in Tunesië gedrogeerd en verkracht door [naam]. Hiervan heeft [naam] video’s gemaakt. Bij terugkeer naar Tunesië zal eiseres hierdoor problemen ondervinden. Eiseres vreest dat [naam] deze video’s openbaar zal maken, net zoals hij bij andere slachtoffers heeft gedaan. Wanneer deze video’s openbaar zullen worden, zal eiseres gedood worden door haar broers. De autoriteiten kunnen eiseres hier niet bij helpen. Andere (internationale) organisaties kunnen dat niet ondervangen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met [naam].
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn. Ook de problemen met [naam] acht de minister geloofwaardig. De minister heeft de geloofwaardige relevante elementen vervolgens doorgetoetst en stelt zich op het standpunt dat eiseres haar vrees voor wat haar te wachten staan bij terugkeer naar Tunesië niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe overweegt de minister dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat [naam] eiseres nog steeds zal chanteren bij terugkeer naar Tunesië. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar broers haar zullen vermoorden wanneer zij terugkeert naar Tunesië. De asielaanvraag van eiseres wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook krijgt eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Heeft de minister de gestelde vrees van eiseres bij terugkeer naar Tunesië niet aannemelijk mogen achten?
6. Eiseres vreest bij terugkeer naar Tunesië dat [naam] haar gaat bedreigen en haar familie haar zal vermoorden. Hierdoor kan Tunesië voor eiseres niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt. In dit verband betoogt eiseres het volgende. Bij terugkeer naar Tunesië zal eiseres problemen ondervinden met [naam] vanwege video’s waarin eiseres wordt gedrogeerd en verkracht. [naam] heeft video’s in andere, soortgelijke gevallen openbaar gemaakt. Het openbaar maken van deze video’s zal ertoe leiden dat eiseres gedood wordt door haar broers, aldus eiseres. Eiseres betoogt dat de autoriteiten in Tunesië niet in staat zijn om haar voldoende adequate bescherming te bieden en dat er geen andere organisaties zijn die dit wel kunnen. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte overweegt dat eiseres aangifte kan doen. Niet valt in te zien waarom zij dat zou kunnen doen, terwijl uit (onbetwiste) objectieve en openbare bronnen blijkt dat adequate bescherming van de overheid in dergelijke gevallen niet mogelijk is. In dit kader betoogt eiseres dat haar familie van de situatie met [naam] op de hoogte raakt wanneer zij aangifte doet, omdat de aanklacht dan in het openbaar wordt behandeld. Ook op die wijze zou dan bij haar familie bekend worden dat zij is gedrogeerd en verkracht, waardoor de gevreesde eerwraak zich alsnog zal voltrekken.
6.1.
De rechtbank overweegt dat Tunesië is aangewezen als veilig land van herkomst. [1] Dit betekent dat ervan uit wordt gegaan dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat personen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben en dat de bewijslast om aannemelijk te maken dat Tunesië voor haar persoonlijk niet veilig is op eiseres rust.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres er niet in geslaagd is aannemelijk te maken dat Tunesië voor haar persoonlijk niet veilig is. Ongeacht of [naam] eiseres bij terugkeer zal chanteren, maakt dat niet dat aannemelijk is dat Tunesië voor eiseres niet veilig is. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat haar broers haar in dat geval iets aan zouden doen. De minister gaat er verder terecht van uit dat eiseres de bescherming van de Tunesische autoriteiten in kan roepen wanneer zij problemen ondervindt in Tunesië. Zoals de minister stelt gaat het in de door eiseres aangehaalde passages over aangiftes naar aanleiding van conflicten in de familiesfeer, terwijl [naam] geen familie is. Daarnaast blijkt uit de bronnen waarin de passages staan dat het wel degelijk mogelijk is om aangifte te doen, zij het dat er bij aangiftes soms sprake is van weerstand bij individuele agenten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Staatscourant van 1 september 2023, nr. 24054.