12.1.De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat, nu er nog geen terugkeerbesluit is genomen, zijn asielaanvraag niet kan worden afgewezen en worden bepaald dat hij Nederland en de EU moet verlaten. Dat hij nog niet hoeft te vertrekken omdat hij nog minderjarig is maakt dat niet anders. Hij heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 aanhef en onder f, van de Vw 2000. Bovendien is er momenteel geen adequate opvang voor hem in Algerije. Er wordt niet aangegeven wat DT&V in deze nog concreet zou kunnen betekenen en hoelang het onderzoek nog zal gaan duren. Gedurende dit onderzoek dient aan eiser een verblijfsvergunning te worden verleend. Volgens eiser is daarmee niet voldaan aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juni 2022.
14. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aanhouden om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen op twee punten nadere informatie te verschaffen. Ten eerste diende de staatssecretaris na te gaan wat de stand van zaken is ten aanzien van het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in Algerije. Ten tweede diende de staatssecretaris informatie te verschaffen over de wettelijke grondslag van het besluit dat volgt op de uitkomst van het onderzoek en of eiser daartegen rechtsmiddelen kan inzetten, voor het geval dat besluit pas wordt genomen nadat de rechtbank heeft beslist op het beroep.
15. De staatssecretaris heeft in de schriftelijke reactie van 16 mei 2024 laten weten dat het onderzoek naar adequate opvang is gestopt op het moment dat eiser achttien jaar is geworden, op [geboortedatum] 2023. Er zal dus op basis van de voorhanden zijnde informatie door de staatssecretaris een beslissing dienen te worden genomen over de toepassing van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’ers). De staatssecretaris heeft daarbij aangegeven dat er op dit moment geen concreet zicht is op een besluit. Voor de wettelijke grondslag van het terugkeerbesluit, dat genomen wordt los van de afwijzende beschikking op de asielaanvraag van eiser, verwijst de staatssecretaris naar rechtsoverweging 17 (onder 3) en 17.1 van de hiervoor genoemde Afdelingsuitspraak van 8 juni 2022.
16. De rechtbank overweegt dat uit het arrest TQen de uitspraken van de Afdeling van 8 juni 2022volgt dat de staatssecretaris voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit voor een amv’er de situatie van die minderjarige algemeen en grondig moet toetsen, rekening houdend met het belang van het kind. Daarbij moet de staatssecretaris meerdere aspecten betrekken, zoals de leeftijd, het geslacht, de bijzondere kwetsbaarheid, de fysieke en mentale gezondheid, het eventuele verblijf in een pleeggezin, het opleidingsniveau en de sociale omgeving van de minderjarige. De staatssecretaris moet zich in dat kader ervan overtuigen dat er voor de amv’er adequate opvang aanwezig is in het land van terugkeer.
17. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat, op het moment dat een amv’er meerderjarig is geworden, de staatssecretaris niet langer is gehouden om te onderzoeken of adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is, mits hij gedurende de minderjarigheid van de vreemdeling voortvarend aan dat onderzoek heeft gewerkt. Het ligt op de weg van de staatssecretaris om dat in het concrete geval aan te tonen. De staatssecretaris moet in zijn besluit inzichtelijk maken welke stappen hij in die periode heeft ondernomen en wat de redenen voor de vertraging van het onderzoek naar adequate opvang waren. Daarbij kan hij betekenis toekennen aan de leeftijd van de vreemdeling ten tijde van de asielaanvraag, de beslistermijn op de asielaanvraag en de duur van het onderzoek. Afhankelijk van het antwoord op de vraag of het onderzoek naar adequate opvang tijdig had kunnen worden afgerond, zal de staatssecretaris moeten duiden of en zo ja, op welke wijze aan de vreemdeling een verblijfsrecht volgens het buitenschuldbeleid voor amv’ers zou toekomen en wat de gevolgen daarvan zouden zijn op de datum van de meerderjarigheid.
18. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet voortvarend te werk is gegaan bij het onderzoek naar adequate opvang. De staatssecretaris heeft, ook na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet uitgelegd dat en welk onderzoek er is verricht gedurende de periode dat eiser nog minderjarig was. De staatssecretaris heeft bovendien geen toereikende verklaring gegeven voor het feit dat het onderzoek naar adequate opvang niet tijdig is afgerond en inmiddels is stop gezet. Niet heeft de staatssecretaris gesteld dat eiser aan het onderzoek naar adequate opvang niet voldoende zou hebben meegewerkt. Daar komt bij dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat er op dit moment geen concreet zicht is op een besluit waarbij ofwel een terugkeerbesluit wordt opgelegd, ofwel aan eiser een reguliere verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid wordt verstrekt.
19. De rechtbank is daarom van oordeel dat de besluitvorming van de staatssecretaris op dit punt ondeugdelijk is gemotiveerd. Dit betekent dat het beroep ook om deze redenen gegrond is en het bestreden besluit wordt vernietigd. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen en daarin moeten motiveren dat eiser adequate opvang in Algerije heeft. De rechtbank merkt daarbij op dat van eiser wordt verwacht dat hij openheid van zaken geeft over zijn familie in Algerije, zoals vermeld in het gehoor bij de AVIM, nu zijn verklaring van daarna dat hij na het overlijden van zijn opa geen familie meer heeft, ongeloofwaardig mocht worden geacht.