ECLI:NL:RBDHA:2024:11222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.17143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse vreemdeling met neurologische klachten en terugkeerbesluit

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van een Algerijnse vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 5 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 21 maart 2024 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 behandeld, waarbij eiser niet ter zitting kon verschijnen, maar schriftelijke verklaringen heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen, ondanks de neurologische klachten van eiser. Eiser stelt dat zijn klachten onvoldoende zijn meegewogen en dat hij niet adequaat is gehoord. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de situatie van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. De rechtbank concludeert dat er geen medische behandeling nodig is voor eiser, waardoor het beleid omtrent uitstel van vertrek niet van toepassing is. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het terugkeerbesluit blijft in stand. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17143

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 5 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] . Ook is een terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Algerije met een vertrektermijn van vier weken aan eiser opgelegd.
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5
Het onderzoek ter zitting is geschorst en aangehouden. Eiser is de gelegenheid gegeven een schriftelijke verklaring in te dienen, omdat hij niet in staat is gebleken ter zitting te verschijnen. Verweerder is hierbij in de gelegenheid gesteld te reageren op een door eiser ingebracht medische stuk en de mogelijkheid tot het inwinnen van advies bij het BMA [2] in deze zaak te onderzoeken.
1.6
Verweerder en eiser hebben na de schorsing schriftelijke reacties ingediend en beiden toestemming gegeven de zaak zonder verdere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Eiser vindt dat hij vanwege zijn problemen met een groep jongeren waarmee hij ruzie heeft gekregen niet kan terugkeren naar Algerije. Verder is eiser verward en heeft hij neurologische klachten. Partijen zijn verdeeld over de gevolgen die hieraan verbonden moeten worden in het kader van zijn asielprocedure. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar gelooft de problemen die eiser stelt te hebben gehad met de groep jongeren niet. Daarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Omdat eiser niet behandeld wordt heeft verweerder geen aanleiding gezien om eiser uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat zijn neurologische klachten onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming, terwijl zijn gemachtigde tijdig heeft aangegeven dat er sprake is van zware medische klachten en beperkingen bij het horen. Bovendien is het medische advies niet deugdelijk tot stand gekomen. Nu de gemachtigde heeft aangegeven dat de door hem ingediende stukken gaan over hersenletsel bij eiser ten gevolge van geweld, waardoor hij geheugenproblemen heeft, valt niet in te zien hoe de arts kan concluderen dat dit niet te herleiden is uit de medische informatie. Ten onrechte is niet meegenomen dat uit het verslag van de COA-medewerker blijkt dat zijn gedragsproblemen erger zijn geworden na de coma. Daarom is het bestreden besluit volgens eiser onvoldoende gemotiveerd, is het advies onzorgvuldig tot stand gekomen en heeft verweerder de vergewisplicht geschonden. Tenslotte is eiser van mening dat artikel 64 Vw had moeten worden toegepast. De stelling van verweerder dat niet is gebleken dat medische behandeling nodig is, is volgens eiser onvoldoende motivering daarvoor.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheid gehoor
4. Deze beroepsgrond slaagt niet, gelet op het volgende. De rechtbank begrijpt uit het verhandelde ter zitting dat eiser het moeilijk heeft, dat hij verward is, dat hij neurologische klachten heeft en dat het voor hem lastig is om op afspraken te verschijnen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee zo goed als mogelijk rekening heeft gehouden.
4.1
Verweerder heeft eiser uitgebreid in de gelegenheid gesteld om zijn medische klachten kenbaar te maken en te laten beoordelen door een arts, in het kader van de vraag of hij gehoord kan worden. Op de eerste twee afspraken is eiser zonder bericht niet verschenen. Op de derde afspraak is eiser gezien door een arts en verpleegkundige en is de door hem meegebrachte medische informatie door hen beide betrokken. Daarop is eiser uitgenodigd voor een vervolgafspraak voor nader medisch onderzoek. Uit het medisch advies van 19 juli 2023 blijkt dat eiser gehoord kan worden, maar dat hij moeite heeft met exacte data en dat hij concentratieproblemen heeft. Hiermee kan volgens Medifirst rekening gehouden worden door extra pauzes in te lassen en de vraagstelling aan te passen.
4.2
Vervolgens geeft de gemachtigde aan grote twijfels bij dit advies te hebben, omdat eiser volgens hem totaal niet in staat is een gesprek te voeren met hem over zijn asielprocedure. Eiser gebruikt geen verdovende middelen meer, dus nu is medisch onderzoek nodig om te bepalen of eiser warrig overkomt door de klap op zijn hoofd en het daaropvolgende coma of het eerdere middelengebruik. Uit het bewonersdossier van het COA blijkt dat voor zijn mishandeling enkel sprake was van verzuim van de meldplicht en dat pas daarna sprake was van agressief of suïcidaal gedrag. Hierop heeft verweerder nogmaals medisch advies laten uitbrengen. Medifirst concludeert op 17 november 2023 dat eiser wel gehoord kan worden, met dezelfde voorzorgsmaatregelen als in het vorige advies. Ter zitting is door verweerder bevestigd dat voor dit rapport alle recente gegevens tot en met 10 november 2023 door Medifirst zijn betrokken. De arts geeft verder aan dat niet uit het medisch dossier is vast te stellen dat de klap op het hoofd de reden is voor het geheugenverlies. Dat eiser zelf die conclusie trekt, betekent nog niet dat de arts deze conclusie moet overnemen. De rechtbank volgt dus niet dat eiser niet gehoord kon worden.
4.3
Bij het horen heeft verweerder verder conform het advies rekening gehouden met de concentratieproblemen van eiser door extra pauzes in te lassen en vragen op een andere manier te stellen. Verweerder heeft ook niet gevraagd naar exacte data of jaartallen. Dat eiser vervolgens nauwelijks heeft verklaard, komt voor zijn eigen rekening. De rechtbank stelt vast dat uit de gehoren ook blijkt dat eiser zich sommige dingen wel herinnert en ook weet hoe hij hierover nadere informatie kan inwinnen. Verschillende familieleden met wie hij nog contact heeft zouden hem daarbij kunnen helpen en hebben ook documenten ter staving van zijn relaas in hun bezit, aldus eiser. Dat hij hier vervolgens niks mee doet, komt eveneens voor zijn rekening. Eiser vraagt immers asiel aan in Nederland en daarvoor is nodig dat hij uitlegt en aannemelijk maakt waarom hij bescherming nodig heeft. Vastgesteld is dat dit van hem verwacht kan worden in een gehoor, met de nodige aanpassingen. Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en eiser heeft kunnen horen.
Uitstel van vertrek artikel 64 Vw
5. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Uit artikel 64 van de Vw volgt dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen. De voorwaarden hiervoor zijn uitgewerkt in het beleid [3] . Bij al deze voorwaarden geldt allereerst dat er sprake moet zijn van een medische behandeling. Op 30 mei 2024 heeft eiser een overzicht van huisartsbezoeken bij de GZA overgelegd waaruit een verontrustend beeld volgt, met name van de mentale toestand van eiser. Naar aanleiding hiervan is verweerder in de gelegenheid gesteld na te gaan of het BMA alsnog onderzoek zou kunnen doen naar de gezondheidstoestand van eiser. Verweerder heeft op 31 mei 2024 laten weten hier geen aanleiding in te zien, nu uit het patiëntendossier blijkt dat eiser niet behandeld wordt en sinds 19 maart 2024 geen zorg meer heeft ontvangen. Nu eiser niet behandeld wordt, is dit beleid dus niet van toepassing en heeft verweerder mogen concluderen dat uitstel van vertrek niet aan de orde is.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Bureau Medische Advisering (vaste adviseur van verweerder voor medische kwesties).
3.Paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).