ECLI:NL:RBDHA:2024:11220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23_2763
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening Den Haag 2019

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 21 oktober 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 3 maart 2023 eveneens afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar situatie, die voortkomt uit een traumatische bevalling in haar huidige woning, een urgentieverklaring rechtvaardigt. De rechtbank heeft op 25 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. Verweerder heeft gesteld dat eiseres haar woonprobleem kan oplossen met gerichte behandeling en dat zij in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag niet adequaat heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eiseres niet zo uitzonderlijk zijn dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de restrictieve urgentieregeling van Den Haag niet in strijd is met de Huisvestingswet.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2763

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: S.V. Benjamin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft om een urgentieverklaring verzocht, omdat het voor haar ondraaglijk is om in haar huidige woning te wonen vanwege de traumatische bevalling van haar zoontje in die woning. Zij herbeleeft het moment steeds opnieuw en dit heeft een grote impact op haar dagelijks leven. Een grotere woonruimte zou ook gunstig zijn voor de revalidatie van haar zoontje. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5, aanhef onder b, c en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. [1] Zij kan met behulp van gerichte behandeling het medische of sociale woonprobleem oplossen. Ook heeft zij in de drie maanden voorafgaand aan haar aanvraag niet gereageerd op alle passende en beschikbare woningen. De omstandigheid dat de woning van eiseres in een slechte staat verkeert of van onvoldoende kwaliteit is, merkt verweerder niet aan als een urgent huisvestingsprobleem. Er is volgens verweerder ook geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat de urgentieverklaring juist bedoeld is voor de bijzondere omstandigheden waarin zij verkeert. Verweerder handelt daarom in strijd met de bedoeling van de wetgever. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet is toegepast. Ook geeft verweerder onmiskenbaar een verkeerde uitleg aan de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 en de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij hiermee bedoelt dat verweerder onvoldoende kijkt naar de situatie van haarzelf en de aanvraag alleen beoordeelt in vergelijking met anderen. Bijna niemand krijgt nu nog een urgentieverklaring. Ook verwacht verweerder te veel van haar als hij zegt dat zij zelf het woonprobleem kan oplossen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Een aanvraag voor een urgentieverklaring wordt alleen inhoudelijk behandeld als er geen weigeringsgronden uit artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn. Alleen dan komt verweerder toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. [2]
5. Verweerder mocht eiseres tegenwerpen dat zij haar woonprobleem met behulp van gerichte behandeling en dus op een andere manier kan oplossen. [3] Uit de beschikbare medische informatie blijkt namelijk niet dat eiseres is uitbehandeld. De behandeling is door eiseres zelf gestopt. Zij heeft tijdens de hoorzitting verklaard dat het verzorgen van haar kinderen voorging en dat het praten niet veel hielp bij het verwerken van haar trauma. Uit de brieven van stichting MEE en PsyQ blijkt ook niet dat behandeling pas kan plaatsvinden als eiseres niet meer in haar huidige woning woont. Omdat één van de weigeringsgronden van toepassing is, mocht verweerder de aanvraag afwijzen zonder de medische problematiek van eiseres inhoudelijk te beoordelen. Daarnaast heeft verweerder eiseres ook mogen tegenwerpen dat twee andere weigeringsgronden van toepassing zijn. Dat de woning in slechte staat zou verkeren kan niet worden aangemerkt als een urgent woonprobleem. [4] Eiseres moet zich daarvoor tot de verhuurder wenden. Verder heeft zij in de drie maanden voor de aanvraag bijna alleen gereageerd op eengezinswoningen in plaats van op het hele beschikbare en passende woningaanbod. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij dat doet omdat haar zoontje gevoelig is voor prikkels en zij daarom meer ruimte nodig heeft. Verweerder heeft op de zitting gemeld dat er in [plaats] ook maisonnettewoningen en flats met lift zijn die groter zijn dan eengezinswoningen. Eiseres kan op deze woningen reageren.
6. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Gelet op de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden, is alleen in zeer uitzonderlijke situaties toepassing van de hardheidsclausule op zijn plaats. Eiseres en haar kinderen bevinden zich in een vervelende positie, maar verweerder heeft voldoende toegelicht waarom haar situatie niet zo schrijnend is dat zij voorrang zou moeten krijgen op andere woningzoekenden die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Hierbij is van belang dat eiseres haar woonprobleem zelf kan oplossen.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder de bepalingen van de Huisvestingsverordening mocht toepassen zoals hij heeft gedaan. Hij heeft naar de individuele situatie van eiseres en haar kinderen gekeken. Niet valt in te zien dat verweerder van eiseres niet mag verwachten dat zij zelf haar woonprobleem oplost door zich te laten behandelen voor haar psychische klachten. De rechtbank wijst er ook op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de restrictieve urgentieregeling van Den Haag niet in strijd is met de Huisvestingswet. [5]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening weigert verweerder de urgentieverklaring als naar zijn oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:[…] b.
2.Op grond van artikel 4:7 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
3.Artikel 2.1.3, aanhef en onder f, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
4.Artikel 2.1.2, aanhef en onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412.