ECLI:NL:RBDHA:2024:11218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hansen-Telman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om opheffing inreisverbod van een Colombiaanse nationaliteit met een relatie in Spanje
Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Colombiaanse eiseres die verzocht om opheffing van een inreisverbod. Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend die op 1 augustus 2022 was afgewezen, waarbij haar een inreisverbod voor twee jaar was opgelegd. In januari 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie het verzoek van eiseres om het inreisverbod op te heffen afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor opheffing voldeed. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 mei 2024 heeft eiseres betoogd dat zij een duurzame relatie heeft met haar Nederlandse partner in Spanje en dat zij recht heeft op opheffing van het inreisverbod op basis van de Verblijfsrichtlijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij rechtmatig verblijf heeft in Spanje en dat de Spaanse autoriteiten haar verblijfsrecht nog niet hebben vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet verplicht was om zelf onderzoek te doen naar de situatie van eiseres in Spanje.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het handhaven van het inreisverbod niet in strijd is met het recht op familie- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, omdat de relatie van eiseres met haar partner niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van het verzoek om opheffing van het inreisverbod bevestigd. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.