ECLI:NL:RBDHA:2024:11216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
AWB 24-3085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hansen-Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ROV-4 maatregel aan een asielzoeker wegens herhaaldelijk overtreden van huisregels en brandgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een Iraanse asielzoeker, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het COa, waarin hem een ROV-4 maatregel werd opgelegd. Deze maatregel hield in dat alle Rva-verstrekkingen gedurende één week werden ingehouden en dat eiser werd overgeplaatst naar een time-out locatie vanwege herhaaldelijk overtreden van de huisregels, specifiek het roken van een waterpijp, wat brandgevaar veroorzaakte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 31 januari 2024 de huisregels heeft overtreden door het roken van een waterpijp in het AZC Gilze, wat leidde tot de oplegging van de maatregel. Eiser betwistte de ernst van het incident en stelde dat het gebruik van een waterpijp veiliger was dan het roken van sigaretten. De rechtbank oordeelde echter dat het COa terecht had besloten tot de oplegging van de ROV-4 maatregel, gezien de herhaalde overtredingen en de waarschuwingen die eiser eerder had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door rechter H. Hansen-Telman, in aanwezigheid van griffier P.C.J. Lindeijer, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/3085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma)
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 31 januari 2024 heeft verweerder aan eiser een ROV-4 maatregel opgelegd, inhoudende dat met ingang van 31 januari 2024 alle Rva-verstrekkingen gedurende één week worden ingehouden. Verder wordt eiser de toegang ontzegt tot het AZC Gilze (POL) gedurende deze periode en wordt hij overgeplaatst naar een time-out locatie (AZC Eindhoven), waar hij zorg in natura ontvangt.
Eiser heeft tegen het besluit op 28 februari 2024 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 17 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Incident
1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende. In het bestreden besluit heeft verweerder besloten om aan eiser een ROV-4 maatregel op te leggen. Door verweerder is daaraan ten grondslag gelegd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een grote impact.
1.1
Verweerder heeft daarbij in het bestreden besluit overwogen dat eiser ten tijde van het incident op 31 januari 2024 op de opvanglocatie in AZC Gilze (POL) verbleef. Bij de beschrijving van het incident is genoteerd eiser zich niet heeft gehouden aan de COa-huisregels en dat hem verwijtbaar brandgevaar ten laste wordt gelegd. Eiser is op heterdaad betrapt op het roken van een waterpijp / shisha op de kamer. Eiser heeft hierdoor brandgevaar veroorzaakt voor zichzelf en voor de bewoners van het gebouw. Het betreft al de vierde keer op rij dat eiser brandgevaar veroorzaakt. Daarbij gedroeg eiser zich respectloos en bedreigend jegens de COa-medewerkers. Gezien de ernst van het incident en de impact die het heeft gehad, is het COa van mening dat een time-out voor één week de gepaste maatregel is. Het COa wijkt niet af van de oplegging van deze maatregel, omdat brandgevaar een grote impact heeft en het al de vierde keer is dat eiser betrapt wordt op het veroorzaken van brandgevaar.
Standpunt partijen
2. Eiser betwist dat sprake is geweest van brandgevaar. Het gebruik van een waterpijp is een stuk veiliger dan het roken van sigaretten. Gezien de werking van een waterpijp is het bijna uitgesloten dat het gebruik daarvan tot brandgevaar zou kunnen leiden. Daarnaast betwist eiser dat hij zich respectloos en bedreigend heeft gedragen richting COa-medewerkers. Hij heeft volmondig erkend dat hij een huisregel heeft overtreden, maar bestrijdt dat hij daarmee anderen in gevaar heeft gebracht. Hij vindt de oplegging van de maatregel dan ook disproportioneel.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ROV-4 maatregel op juiste gronden is opgelegd. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven waarom het roken van een waterpijp verboden is vanwege het risico op brandgevaar. Voorts stelt verweerder dat niet bestreden is dat eiser een waterpijp heeft gerookt, dat hij reeds meerdere malen de huisregels op die wijze heeft overtreden, dat hem daarvoor al vaker een maatregel is opgelegd en er met hem gesprekken over zijn gevoerd. Eiser is op 26 juli 2023, bij het opleggen van een ROV-3 maatregel, te kennen is gegeven dat de volgende keer een ROV-4 maatregel zal worden opgelegd. Nu eiser op 31 januari 2024 weer de huisregels heeft overtreden door een waterpijp te roken is zeer terecht een ROV-4 maatregel opgelegd. Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder aangegeven dat eiser niet langer wordt tegengeworpen dat hij zich hij respectloos en bedreigend heeft gedragen richting COa-medewerkers. Dit heeft echter, aldus verweerder, geen gevolgen voor het bestreden besluit, omdat dit gedrag al niet was meegewogen bij de zwaarte van de opgelegde maatregel.
Het oordeel van de rechtbank
4. Verweerder heeft in het Maatregelenbeleid 2023 neergelegd in welke gevallen een ROV-maatregel wordt opgelegd. Deze maatregelen zijn in 4 impactniveaus te onderscheiden, te weten een geringe, een middelgrote, een grote en een zeer grote impact. In het Maatregelenbeleid staat dat de aard van het incident de zwaarte van de ROV-maatregel bepaalt, waarbij een ROV-4 maatregel kan worden opgelegd als sprake is van een incident met een “grote impact”. Om een idee te geven van wat onder de verschillende niveaus wordt verstaan is in het beleid een aantal voorbeelden (niet limitatief) gegeven. Als sprake is van een incident met grote impact wordt, voorzover thans van belang, in het Maatregelenbeleid ondermeer genoemd het overtreden van huisregels waarbij medebewoners, COA-medewerkers en andere personen die op locatie werkzaam zijn en/of derden grote schade ondervinden en/of groot gevaar lopen.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat eiser op 31 januari 2024 de huisregels heeft overtreden door het roken van een waterpijp. Roken levert normaal gesproken een overtreding van de huisregels met een middelgrote impact op. Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat eiser al vaker is betrapt op het roken van een waterpijp en dat eerder opgelegde maatregelen weinig effect hebben gesorteerd. Zo is aan eiser op 8 februari 2023 een ROV-1 maartregel opgelegd en op 26 juli 2023 een ROV-3 maatregel. In beide gevallen werden de maatregelen opgelegd voor het roken van een waterpijp. Bovendien is eiser bij de oplegging van de ROV-3 maatregel gewaarschuwd dat de volgende keer een ROV-4 maatregel zou volgen. De rechtbank is van oordeel dat, nu eiser meermaals is gewaarschuwd en er desondanks bewust voor heeft gekozen om de huisregels nogmaals te overtreden door het roken van een waterpijp wat het brandgevaar op de opvanglocatie heeft doen toenemen, verweerder heeft kunnen overgaan tot het opleggen van de ROV-4 maatregel.
Conclusie
5. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hansen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.