ECLI:NL:RBDHA:2024:11214
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en beoordeling van terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser, een Tunesische nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend op 19 mei 2024, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 5 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser was afwezig tijdens de zitting op 9 juli 2024, waar de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
Eiser stelde dat hij in Tunesië was mishandeld door zijn ooms vanwege een erfeniskwestie en vreesde voor zijn leven bij terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat de minister op goede gronden had geoordeeld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims, ondanks dat hij al sinds 2022 in de EU verbleef. De rechtbank concludeerde dat Tunesië een veilig land van herkomst is en dat eiser niet had aangetoond dat hij een vluchteling was in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen connexiteit was. Ook werd er geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma.