In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan eiser, een Algerijnse nationaliteit houder. De minister van Asiel en Migratie heeft op 20 juni 2024 een terugkeerbesluit genomen, waarbij eiser verplicht werd Nederland te verlaten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de motivering van het besluit ondeugdelijk was omdat de gronden in één paragraaf waren samengevoegd. De rechtbank heeft deze stelling verworpen en geoordeeld dat de motivering van het terugkeerbesluit voldoende duidelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op de juiste wijze Nederland is binnengekomen en dat hij niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank concludeert dat er een risico op onttrekking bestaat, waardoor de minister het terugkeerbesluit op goede gronden heeft opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het terugkeerbesluit en inreisverbod bevestigd.