ECLI:NL:RBDHA:2024:11187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23/8495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) door de staatsecretaris Rechtsbescherming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). De aanvraag werd afgewezen door de staatsecretaris van Rechtsbescherming op basis van justitiële gegevens die in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) zijn aangetroffen. Eiser heeft een VOG nodig voor zijn werk als ZZP’er in een wooninstelling voor jongeren. De rechtbank heeft op 11 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De afwijzing van de VOG is gebaseerd op verschillende justitiële gegevens, waaronder een veroordeling voor opiumdelicten en verkeersdelicten. De rechtbank oordeelt dat deze feiten, indien herhaald, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Eiser betoogt dat er geen risico voor de samenleving bestaat en dat de afwijzing onevenredig is, maar de rechtbank stelt vast dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser.

De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de VOG te weigeren, gezien de ernst van de feiten en het risico voor de kwetsbare personen waarvoor eiser verantwoordelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af, inclusief de terugbetaling van griffierechten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en
de staatsecretaris Rechtsbescherming (voorheen: de minister voor Rechtsbescherming)
(gemachtigde: mr. M.H. Kazem).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft een VOG nodig voor zijn werk als ZZP’er bij [bedrijfsnaam] B.V. in een wooninstelling voor jongeren. Verweerder heeft zijn aanvraag voor een VOG afgewezen.
2.1.
Verweerder heeft eisers aanvraag beoordeeld op basis van het algemene screeningsprofiel met de risicogebieden informatie, geld, proces en personen. Verweerder heeft daarbij de criteria in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2023 (de Beleidsregels) toegepast. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) binnen de terugkijktermijn de volgende justitiële gegevens staan:
- Eiser is op 24 februari 2023 wegens opiumdelicten veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 139 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze proeftijd is nog van kracht tot 9 maart 2026. Deze veroordeling is op 11 maart 2023 onherroepelijk geworden.
- Bij strafbeschikking van 14 juli 2022 heeft eiser een geldboete van € 410,- gekregen voor overtreding van het verbod om, behoudens in noodgevallen, op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
- Op 23 mei 2022 is eiser met politie/justitie in aanraking gekomen wegens openlijke geweldpleging. Deze zaak staat nog open.
- Op 2 april 2020 is tegen eiser een zaak wegens overtreding van het verbod, behoudens in noodgevallen, op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm, geseponeerd op grond van “gewijzigde omstandigheden”.
2.2.
Omdat eiser binnen de terugkijktermijn voorkomt in het JDS, heeft verweerder ook zonder tijdsbeperking gekeken naar gegevens uit het JDS. Daaruit blijkt dat eiser in 2018 en 2019 verkeersdelicten heeft begaan.
2.3.
Volgens verweerder vormen deze feiten, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd, zodat aan het objectieve criterium is voldaan. Verder vindt verweerder dat het belang van beperking van de risico’s voor de samenleving zwaarder weegt dan het belang bij toewijzing van een VOG (het subjectieve criterium).
Wat zijn de regels?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiser?
4. Eiser betoogt dat er bij afgifte van de VOG geen risico voor de samenleving bestaat. Verweerder heeft ten onrechte de openstaande strafzaak bij de beoordeling betrokken. De kans dat het tot een veroordeling komt, is klein. De overige justitiële gegevens zijn onvoldoende om de VOG te weigeren. Het verstrekken van medicatie is in de gezondheidszorg met voldoende waarborgen omgeven, zodat er daarom geen risico van misbruik van medicijnen is en ook geen risico dat de mensen waar eiser tijdens zijn werk verantwoordelijkheid voor draagt in aanraking komen met drugs. Ook is eiser zich, door zijn opleiding voor persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg, extra bewust van zijn verantwoordelijkheid om zich verre te houden van drugs. Het eenmalig ten onrechte gebruik maken van de vluchtstrook levert ook geen risico op.
4.1.
Verder betoogt eiser dat het weigeren van de VOG onevenredig is. Eiser kan hierdoor zijn stage en opleiding niet afronden. Er bestaat geen risico voor de jongeren in de wooninstelling. Tijdens zijn diensten zijn altijd een of meerdere collega’s aanwezig. Verder heeft eiser door een aanrijding in augustus 2022 letsel, waardoor hij niet lang kan lopen en zitten. Het is daardoor voor hem lastig een baan te vinden waarvoor geen VOG is vereist.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het objectieve criterium
5. De beoordeling van de vraag of aan het objectieve criterium is voldaan, is een objectieve toets. Dat betekent dat verweerder moet bezien of de gepleegde (relevante) feiten, op zichzelf en los van de persoon van de aanvrager, een behoorlijke uitoefening van de beoogde functie zouden verhinderen. Het is vaste rechtspraak dat verweerder de justitiële gegevens uit het JDS bij de beoordeling mag betrekken, ook feiten waarvoor eiser (nog) niet onherroepelijk is veroordeeld. [1] De omstandigheden waaronder de strafbare feiten (zouden) zijn begaan en de stellingen van eiser dat de kans op een veroordeling klein is en er geen reëel recidivegevaar zou zijn, zijn daarom niet relevant. De beoordeling van de vraag of aan het objectieve criterium is voldaan, staat namelijk los van de persoon van de aanvrager en los van een strafrechtelijke beoordeling van nog openstaande zaken.
5.1.
Eiser is tijdens zijn werk verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van kwetsbare personen. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vermeldingen in het JDS, gelet op de aard hiervan en los van de persoon van eiser, indien herhaald, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de door eiser beoogde functie. Verweerder mocht erop wijzen dat eiser met justitie in aanraking is gekomen wegens opiumdelicten, verkeersdelicten en een geweldsdelict en dat dit bij uitstek niet valt te verenigen met de beoogde functie. Zo bestaat het risico dat de kwetsbare personen waarvoor eiser verantwoordelijk is slachtoffer worden van geweld, dan wel geweld horen en/of zien en te maken krijgen met drugs en de daarbij behorende criminele activiteiten. Ook bestaat het risico dat eiser de medicijnen gebruikt om drugs van te maken of als drugs verkoopt. Daarnaast bestaat het risico dat kwetsbare personen en andere weggebruikers het slachtoffer worden van eisers rijgedrag.
5.2.
Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan.
Het subjectieve criterium
6. Omdat aan het objectieve criterium is voldaan, was verweerder in zoverre gehouden de VOG te weigeren. De vraag die voorligt is of verweerder op grond van de omstandigheden van het geval toch de gevraagde VOG had moeten verstrekken. Dat wordt ook wel het subjectieve criterium genoemd. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium betrekt verweerder in ieder geval de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
6.1.
Verweerder heeft in redelijkheid in het nadeel van eiser kunnen betrekken dat meerdere justitiële gegevens in het JDS zijn aangetroffen binnen de terugkijktermijn en dat er nog maar weinig tijd is verstreken sinds zijn veroordeling in 2023. Verder heeft verweerder de opgelegde straf als niet licht mogen aanmerken en erbij mogen betrekken dat de opgelegde proeftijd nog niet is verstreken. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat de strafrechter een langere proeftijd dan normaal aan eiser heeft opgelegd en dat dit de ernst van de strafbare feiten onderstreept. De stelling van eiser dat de kans op herhaling in de proeftijd juist minder groot is en dat dit daarom in het voordeel van eiser moet worden betrokken, volgt de rechtbank dan ook niet. Hoewel eiser voor de andere feiten een lichte straf dan wel afdoening heeft gekregen, heeft verweerder wel ten nadele van eiser mogen betrekken dat uit navraag bij het Openbaar Ministerie is gebleken dat eiser in de openstaande zaak wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit. Zo zou eiser een persoon die op de grond lag tegen het hoofd en lichaam hebben geschopt en een andere persoon meermalen in het gezicht hebben geslagen. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat ook buiten de terugkijktermijn antecedenten zijn aangetroffen. Verweerder mocht daarom de kans op herhaling aanwezig achten. Verder heeft verweerder bij de beoordeling betrokken dat eiser zijn opleiding in de zorg niet kan afronden zonder de gevraagde VOG en zonder werk zijn schulden niet kan afbetalen. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij de VOG niet voor zijn opleiding nodig heeft en dat hij inmiddels zijn diploma heeft gehaald, maar dat hij de VOG voor zijn werk nodig heeft. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat zijn afweging daardoor niet anders wordt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van eiser om na zijn opleiding aan een door hem gewenste baan te kunnen beginnen. Eiser kon, voordat hij in november 2023 startte met zijn opleiding weten dat hij een VOG nodig zou hebben om in de zorg te kunnen werken. Verder valt niet in te zien waarom eiser niet een andere baan, waarvoor hij geen VOG nodig heeft, zou kunnen vinden binnen zijn lichamelijke mogelijkheden.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
(…).
Beleidsregels VOG-NP-RP-2023
Paragraaf 3. Beoordeling van de aanvraag
Politiegegevens van de politie
Ten behoeve van de beoordeling van een VOG-aanvraag ontvangt het COVOG alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het JDS.
Wanneer op naam van de aanvrager justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.
Paragraaf 3.1.1. Periode terugkijktermijn justitiële gegevens
Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, betrekt het COVOG bij de beoordeling van de aanvraag ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de aanvraag. Aan deze strafbare feiten komt, nu deze buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toe om zelfstandig te worden betrokken bij de beoordeling van de VOG-aanvraag. Deze strafbare feiten worden echter wel betrokken bij de subjectieve criteria en zullen derhalve een rol spelen bij de belangenafweging. Op grond van de zowel binnen als buiten de termijn aangetroffen strafbare feiten wordt een inschatting gemaakt van het risico dat de aanvrager opnieuw met justitie in aanraking komt.
Paragraaf 3.1.2. Uitgangspunten terugkijktermijn justitiële gegevens
Om te bepalen of een justitieel gegeven binnen de terugkijktermijn valt wordt als uitgangspunt genomen:
a. de datum van rechterlijke uitspraak in eerste aanleg, of bij gebreke daarvan;
b. de datum dat het Openbaar Ministerie een strafbeschikking heeft uitgevaardigd, of bij gebreke daarvan;
c. de datum van de transactie zoals vermeld in het JDS, of bij gebreke daarvan;
d. de datum dat het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren, of bij gebreke daarvan;
e. de pleegdatum.
Paragraaf 3.1.3. Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.1.3.1. Justitiële gegevens
Alle justitiële gegevens die binnen de gehanteerde terugkijktermijn worden aangetroffen, kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de VOG-aanvraag, behoudens justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.
Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.
Paragraaf 3.1.3.2. Indien herhaald
Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.
Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het strafbare feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.
Paragraaf 3.1.4. Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Paragraaf 3.1.4.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
− de afdoening van de strafzaak;
− het tijdsverloop;
− de hoeveelheid antecedenten.
Ten behoeve van een goede oordeelsvorming is het COVOG bevoegd inlichtingen in te winnen bij het Openbaar Ministerie en de reclassering.
Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.

Voetnoten

1.Zie bijv. de uitspraak van 19 augustus 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2020:1992.