ECLI:NL:RBDHA:2024:11162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.8862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na niet-tijdige beslissing op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.J. Keiman, had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf. De verzoeker had op 2 mei 2023 beroep ingesteld, omdat de minister niet binnen de wettelijk gestelde termijn had beslist. Op 29 maart 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, maar heeft ook geoordeeld dat de minister de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee akkoord gingen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en de rechtbank heeft bepaald dat de minister ook het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 9 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.8862
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.J. Keiman), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers),de minister

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De minister heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.²
3. Verzoeker is op 2 mei 2023 in beroep gegaan, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘nareis asiel’. Op 29 maart 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt de minister daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Ook moet de minister het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.³

Beslissing

De rechtbank:
  • bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
3 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.