ECLI:NL:RBDHA:2024:11148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.17521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdige beslissing op bezwaarschrift en verzoek om proceskostenvergoeding

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en de Minister van Asiel en Migratie. Verzoekster had op 22 april 2024 beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift. Op 15 mei 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep tegen de niet-tijdige beslissing heeft ingetrokken. Verzoekster verzocht de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Daarom heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat het beroep van verzoekster van licht gewicht was, wat invloed had op de hoogte van de proceskostenvergoeding.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17521
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J. Hoppenbrouwer), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), de minister

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De minister heeft gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.²
3. Verzoekster is op 22 april 2024 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift. Op 15 mei 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen op haar bezwaarschrift. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt de minister daarom in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Ook moet de minister het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. ³

Beslissing

De rechtbank:
  • bepaalt dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
3 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.