ECLI:NL:RBDHA:2024:11118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om inzage van persoonsgegevens op grond van de Wet politiegegevens (Wpg)
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag om inzage in persoonsgegevens behandeld. Eiser had verzocht om inzage in gegevens die door de korpschef van politie over hem worden verwerkt. De aanvraag werd gedeeltelijk afgewezen met een besluit van 16 november 2023, waarop eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 4 juli 2024 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van verweerder was wel aanwezig.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de inzage van één registratie heeft geweigerd om de rechten en vrijheden van derden te beschermen, in dit geval de ex-echtgenote van eiser. Eiser betwistte de weigering en stelde dat de registratie betrekking had op een aangifte van zijn ex-echtgenote, en dat deze niet beschermd hoefde te worden. De rechtbank kon echter geen oordeel vellen over de weigering zonder inzage in de vertrouwelijke stukken, omdat eiser geen toestemming had gegeven om deze stukken te bekijken.
De rechtbank concludeert dat de motivering van verweerder voor de weigering toereikend is en dat de enkele veronderstelling van eiser over de identiteit van de derde niet voldoende is om de weigering te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten en dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.