ECLI:NL:RBDHA:2024:11110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
SGR 23/5900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong verhoging met terugwerkende kracht in bijzonder geval

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een Wajong-uitkering ontvangt, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft zijn Wajong-uitkering aangevraagd met terugwerkende kracht vanwege een verhoogde hulpbehoevendheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser al sinds 2018 ononderbroken hulpbehoevend is door ernstige medische aandoeningen, waaronder diabetes mellitus type-I, nierfalen en psychologische klachten. Eiser had eerder een nier- en pancreastransplantatie ondergaan en had hulp nodig bij dagelijkse levensverrichtingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte geen rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiser en dat de Wajong-uitkering met terugwerkende kracht vanaf de aanvraagdatum van 15 februari 2018 verhoogd moest worden naar 100% van het wettelijk minimumloon. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde de situatie door de uitkering te verhogen. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

Met het besluit van 24 januari 2023 heeft verweerder de uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) van eiser per 8 november 2022 verhoogd naar 100% van het wettelijk minimumloon.
Met het besluit van 21 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiser met een terugwerkende kracht van 1 jaar verhoogd naar 100% van het minimumloon per 8 november 2021.
Met het besluit van 21 augustus 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser, geboren op [geboortedag] 1968, is in 1986 18 jaar geworden. Eiser heeft al vanaf jonge leeftijd diabetes mellitus type-I met complicaties in de vorm van nierfalen en oogafwijkingen. Eiser heeft in dit verband in 2012 een nier- en pancreastransplantatie ondergaan. Ook zijn er duidelijke afwijkingen in de beleving en informatieverwerking van eiser waarbij chronische (neuro) psychologische of psychiatrische klachten zeer waarschijnlijk lijken. Eiser heeft met ingang van 19 februari 2017 een Wajong-uitkering toegekend gekregen.
1.2.
Eiser heeft op 8 november 2022 een herbeoordeling aangevraagd in verband met een verhoogde mate van hulpbehoevendheid, namelijk hulp nodig hebben bij algemene dagelijkse levensverrichtingen en niet meer alleen thuis kunnen blijven of naar buiten kunnen gaan.
2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft verweerder de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd. Verweerder heeft de Wajong-uitkering met het primaire besluit met de terugwerkende kracht van één jaar, per 8 november 2021, verhoogd omdat het bleek dat eiser al voor een langere tijd hulp en verzorging nodig heeft. Echter, ziet verweerder geen aanleiding om uit te gaan van een bijzonder geval waardoor een verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar gerechtvaardigd zou kunnen zijn.

De standpunten van partijen

3. Eiser stelt dat er sprake is van een bijzonder geval waardoor zijn Wajong-uitkering met een verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar voor de datum van aanvraag verhoogd dient te worden. Eiser stelt al meerdere malen over hulpbehoevendheid te hebben gesproken, alleen werd hier niets mee gedaan. Van belang acht eiser het onderzoeksverslag van verzekeringsarts Turenhout van 20 februari 2023 waarin word gesteld dat de ophoging al vanaf een eerdere datum, in principe vanaf de eerste beoordeling van 2018, aan de orde is. Ook heeft de verzekeringsarts in 2018 al vastgesteld dat er niet verwacht kan worden dat er een stabiele gezondheidstoestand zal ontstaan. Er is verder niet gebleken dat verweerder in de beoordeling heeft betrokken dat eiser in coma gelegen heeft. Eiser stelt dat hij de aanvraag niet eerder kon indienen door de langdurige en ingrijpende behandelingen en operaties, gepaard gaande met geestelijke vergeetachtigheid. Dat hij dit niet heeft kunnen doen betekent niet dat eiser voor de toekenning geen hulp nodig had, hij kan namelijk al jarenlang niet zonder de hulp van zijn moeder.
4. Verweerder verwijst naar het commentaar van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) Elbertsen van 11 december 2023 waarin de va b&b onvoldoende aanleiding ziet om af te wijken van het oordeel van verzekeringsarts Turenhout. Ook wordt er geen aanleiding gezien om aanvullend medisch onderzoek te doen. Verweerder stelt verder dat het belangrijk is om te bezien of er al sprake is van compensatie wegens oppassings- of verzorgingsbehoefte van een andere voorziening. Dit is namelijk ook een afwijzingsgrond.

Het juridisch kader

5.1.
In artikel 3:29, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering in gaat op de dag, met ingang waarvan de jonggehandicapte aan de vereisten voor het recht op toekenning van die uitkering voldoet.
5.2.
In het tweede lid is, in afwijking van het eerste lid, bepaald dat de uitkering niet vroeger kan ingaan dan een jaar voor de dag, waarop de aanvraag om toekenning dan wel voortzetting van de uitkering werd ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.

Beoordeling door de rechtbank

6. In geschil is of er in het geval van eiser sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 3:29, tweede lid, van de Wajong.
7. De rechtbank leest in de rapportage van de va b&b van 11 december 2023 onder meer het volgende:
“Belanghebbende is bekend met st. na nier-pancreastransplantatie in 2012 als gevolg van complicaties van DM type 1 vanaf jonge leeftijd. Daarbij oogafwijkingen en aanwijzingen voor chronische (neuro)psychologische of psychiatrische klachten. De verzekeringsarts concludeert dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden zijn (…).
In de rapportage d.d. 20 februari 2023 geeft verzekeringsarts Turenhout op basis van telefonisch contact met belanghebbende aan dat ophoging van de uitkering op basis van hulpbehoevendheid/oppassingsbehoefte aan de orde is. Belanghebbende ligt ten tijde van de beoordeling voor onderzoek in het ziekenhuis. Hij heeft hulp nodig bij ADL-activiteiten, kan niet alleen thuis blijven en gaat alleen naar buiten in medische noodgevallen. De verzekeringsarts concludeert dat gezien de medisch situatie en de behoefte aan zorg en oppassing ophoging tot 100% aan de orde is. De ophoging is al vanaf eerdere datum aan de orde, in principe al vanaf de eerste beoordeling in 2018; belanghebbende is nog even hulpbehoevend. Toekenning is al een jaar voor aanvraag aan de orde; mogelijk ook al vijf jaar [eerder] vanaf datum toekenning Wajong.”
8. De rechtbank overweegt dat uit deze rapportage en de overige stukken blijkt dat twee verzekeringsartsen van verweerder van oordeel zijn dat eiser sinds 2018 ononderbroken even hulpbehoevend is en dat gezien eisers medische situatie en de behoefte aan zorg en oppassing ophoging tot 100% aan de orde is. Zoals ter zitting besproken, ziet de rechtbank niet in waarom in deze situatie dan geen sprake zou zijn van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 3:39, tweede lid, van de Wajong. Het enkele - formele - standpunt dat een ophoging tot 100% in principe niet verder terugwerkt dan tot één jaar voor de aanvraag doet geen recht aan eisers hulpbehoevendheid vanwege zijn ernstige medische situatie, waarvan vaststaat dat deze sinds de beoordeling in 2018 ononderbroken heeft bestaan. De rechtbank volgt de beide verzekeringsartsen daarom in hun oordeel. Eiser heeft met terugwerkende kracht vanaf zijn aanvraag van 15 februari 2018, die zich bij de stukken bevindt, aanspraak op ophoging van zijn Wajong-uitkering tot 100% van het wettelijk minimumloon.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet in de gang van zaken bij verweerders besluitvorming aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als hierna te beslissen.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het betaalde griffierecht betalen en de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 augustus 2023;
  • herroept het primaire besluit van 21 februari 2023;
  • bepaalt dat eisers Wajong-uitkering met ingang van 15 februari 2018 wordt verhoogd naar 100% van het wettelijk minimumloon;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
  • bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.