ECLI:NL:RBDHA:2024:11086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.17261 en NL24.17262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, geboren in 2003 en van Pakistaanse nationaliteit, had op 3 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder heeft deze aanvraag niet inhoudelijk behandeld. Dit gebeurde omdat eiser eerder, op 6 oktober 2023, een asielaanvraag in Roemenië had ingediend, en verweerder heeft een verzoek tot terugname naar Roemenië gedaan, dat door de Roemeense autoriteiten is geaccepteerd.

Eiser heeft in zijn zienswijze verschillende gronden aangevoerd, waaronder het gebruik van een niet-beëdigde tolk tijdens het aanmeldgehoor en het feit dat hij niet op de juiste wijze was geïnformeerd over het voornemen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom een niet-beëdigde tolk is gebruikt en dat er geen zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek is. Eiser heeft erkend dat hij voldoende tijd had om een zienswijze in te dienen, ondanks dat het voornemen niet op de juiste wijze was bekendgemaakt.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.17261 en NL24.17262
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. Schilder)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 2003 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Op 3 december 2023 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft besloten om de aanvraag van eiser niet inhoudelijk te behandelen. Eiser heeft namelijk op 6 oktober 2023 een asielaanvraag gedaan in Roemenië. Er is door verweerder een verzoek gestuurd aan de Roemeense autoriteiten om eiser terug te nemen, die het verzoek van verweerder hebben geaccepteerd.
Wat vindt eiser?
3. Eiser verwijst allereerst naar wat hij in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Verder stelt eiser dat verweerder bij het aanmeldgehoor ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk, terwijl er voldoende tijd was om een beëdigde tolk te benaderen voor het gehoor. Ook is het voornemen naar eiser gestuurd nog voordat eiser aan een raadspersoon was gekoppeld. Hierdoor heeft eiser zelf contact moeten zoeken met een raadspersoon wat ertoe heeft geleid dat hij minder tijd had voor het indienen van een zienswijze. Verder gebruikt verweerder in het voornemen standaard teksten. Daardoor is het voornemen onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder vindt in de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [1] ten onrechte een rechtvaardiging voor de standaard teksten.. Uit die uitspraak volgt juist dat verweerder in het voornemen moet ingaan op de individuele ervaringen van de vreemdeling. Tot slot wijst eiser er op dat Roemenië met enige regelmaat dan wel incidenteel zich schuldig maakt aan pushbacks, waardoor eiser een risico loopt slachtoffer te worden van pushbacks bij terugkeer naar Roemenië. Verder is de Roemeense asielprocedure niet in overeenstemming met de Procedurerichtlijn [2] , omdat asielzoekers een beschikking krijgen in het Roemeens zonder uitleg en daardoor beroepstermijnen ongebruikt verstrijken. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Gebruik van niet-beëdigde tolk
4. Volgens vaste rechtspraak [3] van Afdeling moet verweerder uiterlijk in het bestreden besluit motiveren waarom hij gebruik maakt van een niet-beëdigde tolk. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat er geen niveau 1 of 2 registertolk op tijd beschikbaar was en dat, gelet op de vereiste spoed die voortvloeit uit de aard en de termijnen van de Dublinprocedure [4] , daarom is gekozen voor een niet-beëdigde tolk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende toegelicht dat en waarom er geen gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Dat de overdrachtstermijn van zes maanden op dat moment niet was aangevangen, laat onverlet dat verweerder in een Dublinprocedure tracht voortvarend te handelen en daarom niet gehouden was het gehoor uit te stellen totdat er een beëdigde tolk beschikbaar zou zijn. Van een zorgvuldigheids- dan wel motiveringsgebrek kan dan ook geen sprake zijn. Verder is ook niet gebleken dat er problemen met de tolk zouden zijn geweest, wat eiser tijdens de zitting expliciet heeft erkend.
Bekendmaking voornemen
5. De rechtbank overweegt dat het voornemen op 12 maart 2024 is uitgebracht en dat eiser toen nog geen advocaat toegewezen had gekregen. Verweerder heeft in zijn besluit en ter zitting erkend dat het voornemen niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank verbindt hieraan echter geen consequenties. Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij genoeg tijd heeft gehad om een zienswijze in te dienen en dat hij door deze gang van zaken niet in zijn belangen is geschaad. Dit maakt dat deze beroepsgrond relevantie mist en geen verdere bespreking behoeft.
Standaardtekst voornemen
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het voornemen onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder standaardoverwegingen heeft gebruikt en niet is ingegaan op zijn individuele omstandigheden. De rechtbank stelt voorop dat eiser tijdens het aanmeldgehoor Dublin van 17 december 2023 geen individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht waarop verweerder in het voornemen had kunnen ingaan. Op vragen over zijn verblijf en asielaanvraag in Roemenië geeft eiser namelijk geen antwoord, althans hij verklaart niet te weten in welk land hij was, hoe zijn asielprocedure is verlopen, of er een beslissing is genomen op zijn aanvraag en of hij daar opvang heeft gekregen. Eiser verklaart enkel dat hij niet is gedetineerd en dat zijn doel was om naar Nederland te komen. Eiser heeft op zitting ook erkend geen individuele omstandigheden tijdens het gehoor naar voren te hebben gebracht waarop verweerder in het bestreden besluit had kunnen ingaan. In die zin mist ook deze beroepsgrond relevantie. Voor zover de gemachtigde heeft betoogd dat het gebruik maken van standaard tekstblokken in zijn algemeenheid in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, volgt de rechtbank niet. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
7. Verweerder heeft in het voornemen voldoende duidelijk uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat er geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 23 november 2023 [5] maakt de rechtbank op dat in een dergelijk geval geen sprake kan zijn van een onzorgvuldig tot stand gekomen voornemen. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, maakt de rechtbank uit de uitspraak verder op dat verweerder in het besluit voor het eerst meer specifiek in mag gaan op de individuele ervaringen van de vreemdeling. Hieruit maakt de rechtbank niet op dat de overweging onder het kopje ‘geen bijzondere individuele omstandigheden’ in het voornemen in dat stadium niet volstaat.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen tegenover Dublinclaimanten nakomt. De hoogste bestuursrechter heeft op 27 december 2023 [6] in een zaak zoals deze geoordeeld dat dit uitgangspunt klopt. Het is daarom aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Roemenië, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Roemeense autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het enkele feit dat er volgens eiser sprake is van incidentele pushbacks betekent niet dat alleen daarom niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en doet niet aan af aan de uitspraak van de hoogste bestuursrechter genoemd in overweging 8.. Verder heeft eiser met wat hij heeft gesteld niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure in Roemenië niet in overeenstemming is met de Procedurerichtlijn en dat hij – indien hij meent dat dat wel het geval is – geen klacht daarover zou kunnen indienen bij de (hogere) Roemeense autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit houdt in dat het besluit van verweerder in stand blijft.
11. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [7] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze
partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de
behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de
indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
2.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:600, onder r.o. 4.1.
4.Zie bijvoorbeeld punt 5 van de preambule van Verordening (EU) Nr. 604/2013.
5.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348
6.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844, onder r.o. 4.8. e.v..
7.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.