ECLI:NL:RBDHA:2024:11079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding
Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL24.10845, waarin de voorzieningenrechter heeft geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie had eerder, op 4 maart 2024, de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.10844). In de uitspraak van vandaag is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank in de bodemzaak het bestreden besluit heeft vernietigd en de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt is toegekend voor het indienen van het verzoekschrift. De voorzieningenrechter heeft geen extra vergoeding toegekend voor het verschijnen op de zitting, omdat deze al in de beroepszaak was toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.