ECLI:NL:RBDHA:2024:11072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende onderbouwing van persoonlijke omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Egypte, had op 10 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 13 juni 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De minister oordeelde dat eiser onmiddellijk moest terugkeren naar Egypte en een inreisverbod van twee jaar kreeg opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. A.S. Sewman.

De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een verstandelijke beperking heeft, waardoor onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de minister het asielrelaas van eiser als ongeloofwaardig heeft kunnen beschouwen. Eiser had verklaard deelgenomen te hebben aan demonstraties in Egypte in 2013 en 2014, waarvoor hij een gevangenisstraf van drie jaar had gekregen. Echter, de rechtbank stelt vast dat eiser geen concrete details kon geven over deze demonstraties, zoals de locaties en tijdstippen, en dat hij in eerdere procedures had verklaard nooit gedemonstreerd te hebben.

De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gemotiveerd en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. R.R de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag. Eiser heeft op 10 augustus 2022 (opnieuw) een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft ook bepaald dat eiser onmiddellijk moet terugkeren naar Egypte en dat hij een inreisverbod van twee jaar krijgt opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL24.25443), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn herhaalde asielaanvraag ten grondslag dat hij heeft deelgenomen aan verschillende demonstraties in Egypte in 2013 en 2014. Hij is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar met een taakstraf. Eiser vreest bij terugkeer opgepakt te worden en de gevangenis in te moeten.
De besluitvorming
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiser heeft deelgenomen aan demonstraties en is daarvoor veroordeeld.
De minister heeft het eerste element geloofwaardig geacht, het tweede element niet. De minister heeft daarom geconcludeerd dat eiser geen vluchteling is en ook geen risico loopt op ernstige schade.
Heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat element 2 ongeloofwaardig is?
Beroepsgronden van eiser
6. Eiser voert aan dat hij voldoende heeft verklaard om zijn deelname aan de demonstraties geloofwaardig te achten. Daarmee behoort hij tot een risicogroep, zoals neergelegd in paragraaf C7/12.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Dit heeft de minister niet onderkend. Daarnaast heeft de minister in de besluitvorming onvoldoende rekening gehouden met de verstandelijke beperking en het referentiekader van eiser. Volgens de gemachtigde van eiser had de minister nader onderzoek moeten doen, omdat uit de fysieke kenmerken van eiser blijkt dat hij verstandelijk beperkt is. De medewerkers van de gehoren hadden dit volgens de gemachtigde van eiser kunnen zien. Eiser licht verder toe dat hij het begrip politieke activiteiten niet goed heeft begrepen en mede daarom niet eerder over de demonstraties heeft verklaard. Eiser betoogt dan ook dat niet aan hem mag worden tegengeworpen dat hij zijn deelname aan de demonstraties in Egypte nu pas aan de minister heeft verteld, gezien zijn verstandelijke beperking maar ook vanwege zijn angst om hierover te vertellen. Verder stelt eiser dat het door hem overgelegde proces-verbaal niet tegenstrijdig is met zijn verklaringen. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door hem niet opnieuw te horen hierover en door geen nieuw voornemen uit te brengen. Tot slot meent eiser dat zijn verklaringen over zijn motivatie om mee te doen aan de demonstraties niet summier en wel eenduidig zijn. De minister verwacht daarbij ten onrechte een diepgewortelde politieke overtuiging van hem.
Verwijzing naar de zienswijze
7. Voor zover eiser erop heeft gewezen dat al hetgeen in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waarop de rechtbank dient in te gaan. De minister is in het bestreden besluit immers uitgebreid ingegaan op de zienswijze van eiser. Daarom zal de rechtbank uitsluitend ingaan op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Persoonlijke omstandigheden van eiser (referentiekader)
8. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij een verstandelijke beperking heeft en dat daarom te weinig rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Het dossier bevat namelijk geen stukken of andere aanknopingspunten om aan te nemen dat eiser verstandelijk beperkt is. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiser ook niet in zijn betoog dat de hoormedewerkers dat hadden moeten afleiden uit eisers fysieke kenmerken, omdat een dergelijke diagnose alleen door een deskundige kan worden vastgesteld en niet zomaar kan worden gebaseerd op uiterlijke kenmerken. Ook blijkt uit de gehoren van de eerste asielaanvraag en het gehoor opvolgende aanvraag niet dat eiser de vragen niet begreep. Uit de verslagen van die gehoren blijkt juist dat de vragen niet herhaald hoefden te worden en dat eiser direct duidelijke antwoorden gaf. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat ook niet is gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met andere persoonlijke omstandigheden, zoals de laagopgeleidheid van eiser. Bovendien is tijdens de gehoren rekening gehouden met het FMMU-advies. De stelling van eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader volgt de rechtbank daarom niet.
Verklaringen van eiser over de demonstraties
9. De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de minister het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen bevinden. De minister heeft uitgebreid gemotiveerd dat eiser summier en ook tegenstrijdig heeft verklaard over zijn deelname aan de demonstraties en de veroordeling. Zo kan eiser geen enkele schatting geven van de hoeveelheid demonstraties waar hij aan heeft deelgenomen, hij weet niet waar de demonstraties plaatsvonden en ook niet welke periode hij deelnam aan de demonstraties. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij nooit is gearresteerd of aangehouden, waarna hij niet kan toelichten hoe de autoriteiten dan op de hoogte konden zijn van zijn deelname aan demonstraties en hoe ze een proces hebben kunnen starten. Eisers betoog dat zijn verklaringen over zijn motivatie om mee te doen aan de demonstraties niet summier zijn geweest en dat daarmee een diepgewortelde politieke overtuiging van hem werd verwacht, volgt de rechtbank niet. Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat nadrukkelijk niet van eiser verlangd wordt dat hij een diepgewortelde politieke overtuiging heeft en dat dit ook niet in het bestreden besluit staat. De minister werpt namelijk aan eiser tegen dat hij summier en niet eenduidig heeft verklaard over zijn motivatie om te demonstreren en dat dit bijdraagt aan de ongeloofwaardigheid van dit relevante element, zoals ook blijkt uit het bestreden besluit. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9.1.
De rechtbank overweegt dat ook aan eiser tegengeworpen mocht worden dat hij zijn deelname aan de demonstraties en de veroordeling niet heeft genoemd tijdens zijn eerdere asielprocedure. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij de vragen niet goed begreep en om die reden zijn deelname aan de demonstraties niet eerder zou hebben genoemd. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat hij verstandelijk beperkt zou zijn en daarom de vragen niet goed begreep. Bovendien heeft eiser in zijn eerdere asielprocedure expliciet verklaard dat hij nooit gedemonstreerd heeft. Hoewel eiser stelt dat hij vreesde dat zijn informatie gedeeld zou worden met de Egyptische autoriteiten, heeft de minister erop kunnen wijzen dat tijdens de gehoren aan eiser is uitgelegd dat vertrouwelijk met zijn verhaal zal worden omgegaan en dat zijn asielaanvraag en de inhoud van zijn verklaringen nooit met de Egyptische autoriteiten gedeeld zullen worden. Eiser heeft ook in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze in zijn eerdere procedure de mogelijkheid gehad om dit relaas aan te voeren, maar dat heeft hij niet gedaan. Onder deze omstandigheden heeft de minister het vreemd mogen achten dat eiser nu pas met zijn verklaringen over de demonstraties en de veroordeling is gekomen.
Overgelegde documenten
10. Eiser heeft na het uitbrengen van het voornemen door de minister (onder meer) een proces-verbaal overgelegd. Anders dan eiser stelt, oordeelt de rechtbank dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nieuw voornemen uit te brengen of eiser aanvullend te horen. Eiser heeft namelijk ruim de tijd gehad om stukken in te dienen. Daarbij komt dat eiser zelf kan kiezen wanneer hij zijn herhaalde aanvraag indient en van eiser wordt verwacht dat hij zijn herhaalde aanvraag volledig onderbouwt. Bovendien merkt de minister op de zitting niet ten onrechte op dat het stuk dateert uit 2014 en geen verschoonbare reden is gegeven waarom dit stuk niet bij de herhaalde aanvraag kon worden overgelegd. Voor de rechtbank weegt daarnaast mee dat eiser in beroep de gelegenheid heeft gehad om te reageren op dat wat in het bestreden besluit staat over het proces-verbaal.
10.1.
Verder oordeelt de rechtbank dat de minister heeft kunnen concluderen dat eiser met de door hem overgelegde documenten zijn asielrelaas ook niet heeft onderbouwd. Hoewel Bureau Documenten de documenten (waaronder het proces-verbaal) niet op echtheid heeft kunnen beoordelen vanwege onvoldoende referentiemateriaal, heeft de minister de documenten wel bij de beoordeling betrokken. De minister heeft gemotiveerd dat de inhoud van de documenten niet overeenkomt met eisers verklaringen, dat de informatie uit het proces-verbaal en het arrestatiebevel innerlijk tegenstrijdig zijn met betrekking tot de daar vermelde arrestatie en dat uit de documenten niet blijkt waar eiser voor veroordeeld zou zijn. Daarnaast is aan eiser tegengeworpen dat hij geen informatie heeft kunnen geven over de gang van zaken tijdens het proces, de inhoud daarvan en dat eiser ook niet weet hoe of wanneer hij op de hoogte raakte van de uitspraken. De rechtbank overweegt dat eiser ook in beroep geen verklaringen heeft gegeven voor deze tegenstrijdigheden en onduidelijkheden. De enkele stelling van eiser dat het mogelijk is dat de Egyptische autoriteiten gewelddadige demonstraties in eisers schoenen wilden schuiven en dat zij mogelijk onjuiste informatie hebben genoteerd op het proces-verbaal, is niet nader onderbouwd en alleen gebaseerd op aannames. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Risicogroep
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij onder een risicogroep valt en dat het aan de minister was om aannemelijk te maken dat hij geen gevaar loopt bij terugkeer. Eisers deelname aan de demonstraties is namelijk ongeloofwaardig bevonden en dit kan de toets in rechte, zoals hiervoor is beoordeeld, doorstaan. Daarmee is niet aannemelijk dat hij een politiek opposant of activist is, zoals neergelegd in paragraaf C7/12.3.2 van de Vc.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.