Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van de tijdelijke bescherming van een derdelander uit Oekraïne. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming eindigde. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 29 maart 2024 ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Eiser voerde aan dat prejudiciële vragen waren gesteld aan het Hof door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, en dat dit invloed zou moeten hebben op zijn situatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser niet tijdig beroep had ingesteld en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.