ECLI:NL:RBDHA:2024:1102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
SGR 23/2658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende medische onderbouwing van beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. van der Eijk, stelde dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld en dat er aanleiding was voor een urenbeperking vanwege haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 8 maart 2023 zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie, waaronder röntgenfoto's, niet leidde tot een ander oordeel. De rechtbank oordeelde dat de FML, waarin beperkingen zijn vastgesteld, adequaat was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder dat eiseres met ingang van 31 mei 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. M. Klaus.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

In het besluit van 15 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 31 mei 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Aan dit besluit liggen de rapporten van de arts van 31 mei 2022 en van de arbeidsdeskundige van 14 juni 2022 ten grondslag.
In het besluit van 14 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan dit besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 8 maart 2023 en van de arbeidsdeskundige b&b van 10 maart 2023 ten grondslag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van eiseres deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam].

Overwegingen

Gronden van eiseres
1. Eiseres voert aan dat haar beperkingen zijn onderschat en onjuist zijn vastgesteld. De verzekeringsarts b&b heeft informatie opgevraagd bij haar behandelaars, maar hij heeft deze informatie onvoldoende mee laten wegen in de heroverweging. Uit de brief van iGGZ volgt dat onder meer sprake is van vermijdingsgedrag, depressieve klachten, inslaap- en doorslaapproblemen, vermoeidheid, verminderde concentratie en traag denken. Uit de röntgenfoto’s volgt dat eiseres een bocht heeft tussen haar schouderbladen, dat haar onderrug afwijkt naar rechts en dat haar hoofd teveel naar voren staat.
Verder zijn in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juli 2021 meer beperkingen aangenomen dan in de FML van 1 juni 2022, terwijl juist sprake is van toegenomen klachten. Dit is volgens eiseres niet aannemelijk. Volgens eiseres is er vanwege de psychische en lichamelijke klachten aanleiding voor het toekennen van een urenbeperking. Zij kan onvoldoende herstellen van haar vermoeidheid die ontstaat omdat zij onder meer te maken heeft met slapeloosheid wegens haar psychische klachten. Eiseres moet daarom rustpauzes kunnen nemen zodat zij meer beperkt is ten aanzien van het aantal uren per dag en per week. Het werk dat eiseres deed en waarin zij is uitgevallen, was geen reguliere baan maar een gesubsidieerde baan met ondersteuning via de gemeente. Daaruit volgt dat zij niet volledig inzetbaar is op de arbeidsmarkt.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dat eiseres met haar beperkingen in staat moet worden geacht de geduide functies te verrichten. Verder is eiseres gezien door de verzekeringsarts b&b, is informatie opgevraagd bij de behandelaar van eiseres en is de verzekeringsarts b&b ingegaan op alle medische klachten. Eiseres vermeldt volgens verweerder in het beroepschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden en heeft de gronden niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. Wat betreft de brief van iGGZ komen alle punten die in die brief genoemd worden terug in het medisch onderzoek en zijn daarvoor beperkingen aangenomen voor arbeid. Wat betreft de röntgenfoto’s geeft verweerder aan dat ervan uitgegaan kan worden dat de afwijkingen die te zien zijn op de foto altijd al aanwezig zijn geweest en dat de fysiotherapeut/chiropractor de oefeningen baseert op de foto’s. Eiseres is al langer onder behandeling bij de fysiotherapeut/chiropractor en informatie van de behandelaars is betrokken bij het medisch onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van verweerder zorgvuldig is geweest. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onjuist zou zijn. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 maart 2023 volgt dat de bij de behandelend sector opgevraagde en van eiseres ontvangen medische informatie kenbaar bij de beoordeling is betrokken. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de door de primaire arts aangegeven psychische en lichamelijke beperkingen passend gelet op de ontvangen informatie, het eigen onderzoek en het medisch dossier van eiseres. Verder is er volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een urenbeperking op basis van beschikbaarheid en ook niet vanwege energetische beperkingen, omdat voldoende preventieve beperkingen zijn vastgesteld. In het beroepschrift vermeldt eiseres dezelfde lijst als eerder is weergegeven in het bezwaarschrift met items van de FML waarop zij (meer) beperkt stelt te zijn dan nu is aangegeven. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in het rapport van 8 maart 2023 al gemotiveerd heeft aangegeven waarom geen aanleiding bestaat voor het aannemen van (zwaardere) beperkingen op die items.
3.1
Eiseres heeft in beroep röntgenfoto’s van 21 maart 2023 van haar ruggenwervelkolom en heupen in het geding gebracht. Volgens eiseres volgt uit deze foto’s dat haar thoracale wervelkolom te recht is, er een bocht tussen haar schouderbladen zit, haar onderrug afwijkt naar rechts en haar hoofd te veel naar voren staat, waardoor zij dagelijks nekpijn ervaart en niet te lang kan staan of zitten.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s niet tot een ander oordeel kunnen leiden, omdat een medische kwalificatie van deze foto’s ontbreekt en de foto’s dateren van bijna een jaar na de datum in geding. Bovendien is in de FML al een beperking aangenomen voor de combinatie van lopen en staan tijdens het werk van maximaal 4 uur per werkdag.
3.3
De rechtbank overweegt voorts dat de overige medische informatie die eiseres in beroep heeft ingebracht al kenbaar is betrokken door de verzekeringsarts b&b in de heroverweging in bezwaar.
3.4
De rechtbank overweegt daarnaast dat waar eiseres het vreemd vindt dat er in de FML in deze procedure minder beperkingen worden aangenomen dan in de FML van 16 juli 2021 in de eerdere Ziektewetprocedure, de rechtbank in deze beoordeling niet uitsluitend kan afgaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geldt dat niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend zijn, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen op de datum in geding. In hetgeen eiseres aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om van het standpunt van de verzekeringsarts b&b af te wijken.
4. Uitgaande van de juistheid van de FML is er geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet passend zijn voor eiseres. Eiseres heeft hiertegen ook geen specifieke beroepsgronden verricht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres. Dat het laatste werk van eiseres een gesubsidieerde baan met ondersteuning via de gemeente was, maakt dat niet anders.

Conclusie

5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 31 mei 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.