ECLI:NL:RBDHA:2024:11017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers op 22 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor hun gezin in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit betekent dat eisers, nadat zij op 18 augustus 2023 een aanvraag hadden ingediend, op 21 februari 2024 verweerder in gebreke hebben gesteld. Deze ingebrekestelling werd door verweerder op 22 februari 2024 ontvangen. Echter, de beslistermijn was ten tijde van de ingebrekestelling nog niet verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. Dit heeft geleid tot de conclusie dat niet voldaan werd aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.