ECLI:NL:RBDHA:2024:10981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/4723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van eenmalige energietoeslag en de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van € 250,- in plaats van € 500,- aan eenmalige verhoging energietoeslag 2022. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. Salah, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, dat op 24 maart 2023 € 250,- heeft toegekend. Dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 6 juni 2023. De rechtbank heeft de zaak op 23 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was.

De rechtbank constateert dat het college in 2022 ambtshalve energietoeslag heeft toegekend aan eiseres, die voldeed aan de voorwaarden. Eiseres ontving in totaal € 660,- aan energietoeslag in 2022. Het college heeft in het primaire besluit meegedeeld dat het Rijk heeft besloten om een bedrag van € 500,- aan iedereen te geven die in 2022 energietoeslag kreeg, maar heeft bij de toekenning van de verhoging rekening gehouden met de kostendelersnorm, wat resulteerde in een toekenning van € 250,-.

Eiseres betwist de motivering van het college en stelt dat het college in strijd heeft gehandeld met de vergewisplicht. De rechtbank oordeelt echter dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom het niet in lijn met het gewijzigde artikel 19a van de Participatiewet heeft besloten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek of schending van de vergewisplicht. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: A. Salah),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college

(gemachtigde: B.G. Diepeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van € 250,- in plaats van € 500,- aan eenmalige verhoging energietoeslag 2022.
1.1.
Bij besluit van 24 maart 2023 (primair besluit) heeft het college € 250,- toegekend aan eiseres. Met het bestreden besluit van 6 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. In het jaar 2022 heeft het college ambtshalve energietoeslag toegekend aan eiseres omdat zij voldeed aan de voorwaarden voor ambtshalve toekenning. Vanuit het Rijk is in eerste instantie € 800,- beschikbaar gesteld. Het college heeft daarnaast een bedrag van € 20,- beschikbaar gesteld. Bij besluit van 16 mei 2022 heeft het college € 410,- toegekend in plaats van € 800,- omdat het college bij de verstrekking rekening heeft gehouden met twee kostendelers. Bij besluit van 31 augustus 2022 heeft het college nogmaals ambtshalve energietoeslag toegekend omdat het Rijk had besloten het richtbedrag van € 800,- te verhogen met € 500,- naar € 1.300,-. Aan eiseres is een aanvullend bedrag van € 250,- energietoeslag toegekend vanwege de toepassing van twee kostendelers. In totaal heeft eiseres € 660,- aan energietoeslag ontvangen in het jaar 2022.
2.1.
Bij het primaire besluit heeft het college meegedeeld dat het Rijk heeft besloten om een bedrag van € 500,- aan iedereen te geven die in 2022 energietoeslag kreeg. Eiseres heeft in maart 2023 een nabetaling van € 250,- ontvangen.
Bij het bestreden besluit heeft het college, in navolging van het ambtelijk advies, het bezwaar ongegrond verklaard. Voor de bepaling van de eenmalige verhoging van de energietoeslag 2022 is uitgegaan van de situatie zoals het was op de peildatum, (juli) 2022. Toen was sprake van een kostendeler. Daarom is in plaats van € 500,- een bedrag van € 250,- toegekend.
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel omdat het college geen deugdelijke motivering heeft gegeven voor het standpunt dat voor de definitie van een kostendeler niet kan worden aangesloten bij artikel 19a, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) zoals dat luidt per 1 januari 2023. In dat kader stelt eiseres dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op het feit dat in het primaire besluit expliciet vermeld staat dat een kostendeler 27 jaar of ouder is. Verder stelt eiseres dat het college heeft gehandeld in strijd met de ‘vergewisplicht’ neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft nagelaten om het ambtelijk advies te corrigeren op het expliciet door eiseres in bezwaar naar voren gebracht punt ten aanzien van de 27 jaar. Dit punt is niet besproken in het bestreden besluit. Bij een zorgvuldig advies dient elk punt besproken te worden, aldus eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een motiveringsgebrek. Het volgende is daartoe van belang.
4.1.
Het gaat in dit geval om het recht op aanvullend energietoeslag 2022. In artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Pw, gelijkluidend ten tijde van het primaire en het bestreden besluit, is de bevoegdheid gegeven aan het college om (ambtshalve) bijzondere bijstand toe te kennen in de vorm van een eenmalige energietoeslag. Het college heeft beleidsregels opgesteld in 2022 waarin staat in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige energietoeslag 2022. Uit de door het college ter zitting gegeven toelichting blijkt dat het college ambtshalve aanvullende energietoeslag 2022 in 2023 heeft toegekend en daarbij heeft gehandeld overeenkomstig de Beleidsregels 2022. Voor de verstrekking van de aanvullende energietoeslag 2022 in 2023 is uitgegaan van de feiten en omstandigheden in 2023. Voor de beoordeling van de woonsituatie zijn de toepasselijke bepalingen zoals die golden in 2022 in de Pw toegepast.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze van het college aangemerkt kan worden als beleid van het college. De rechtbank acht het beleid van het college waarbij is uitgegaan van de bepalingen van de Pw zoals die golden in 2022 niet onredelijk of in strijd met enig recht of rechtsbeginsel. Gelet op het geschil, namelijk de hoogte van de verhoging van de energietoeslag 2022, heeft het college in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom niet is besloten in lijn met het gewijzigde artikel 19a, eerste lid, van de Pw.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat geen sprake is van schending van de vergewisplicht. In het bestreden besluit staat dat in navolging van het ambtelijk advies is besloten tot handhaving van het primaire besluit. Het ambtelijk advies is opgesteld door de gemachtigde van het college, werkzaam als jurist sociaal Domein van het college. Gelet op artikel 3:9 van de Awb gelezen in samenhang met 3:5 van de Awb geldt de vergewisplicht alleen voor adviezen van een adviseur (persoon of college) die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. Daar is in dit geval geen sprake van. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat artikel 7:11 van de Awb het college slechts voorschrijft om naar aanleiding van een ontvankelijk bezwaar het bestreden besluit volledig te heroverwegen. Dit betekent niet, zoals eiseres stelt, dat elk punt besproken dient te worden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.