ECLI:NL:RBDHA:2024:1098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
AWB 23/8327
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf voor Iraanse nationaliteit met betrekking tot sociale en economische binding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf, samen met dat van zijn vrouw. De aanvragen werden door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 29 december 2022, en de afwijzing werd bevestigd in een besluit van 30 juni 2023. Eiser en zijn vrouw, beiden van Iraanse nationaliteit en woonachtig in Teheran, wilden hun neef in Nederland bezoeken. De rechtbank heeft op 19 december 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiser en zijn vrouw om Nederland tijdig te verlaten. De minister had voldoende redenen om te twijfelen aan de sociale en economische binding van eiser en zijn vrouw met Iran. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd die hun economische situatie en binding met Iran onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing op deze gronden heeft mogen handhaven.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister het bezwaar van eiser als kennelijk ongegrond heeft mogen afdoen zonder hem te horen, omdat er geen nieuwe informatie was die de afwijzing zou kunnen veranderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8327

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: A. Vashoeey),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Mustafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvragen tot verlening van visa kort verblijf voor hem en zijn vrouw.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met besluiten van 29 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 juni 2023 is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser en zijn vrouw hebben de Iraanse nationaliteit en wonen in Teheran. Zij hebben een visum aangevraagd omdat zij eisers neef [referent] (referent) in Nederland willen bezoeken. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen. Verweerder stelt dat het doel en de omstandigheden van de reis onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt omdat de band tussen eiser en referent onduidelijk is. [1] Ook stelt verweerder dat eiser en zijn vrouw niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig terug zullen keren naar Iran. [2]
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing door verweerder aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder de visumaanvraag afwijzen?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de visumaanvraag heeft mogen afwijzen op de grond dat er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiser en zijn vrouw om het grondgebied van de lidstaten van de EU te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
5.1.
Verweerder heeft zich voor afwijzing op deze grond op het standpunt gesteld dat onvoldoende blijkt van economische of sociale binding met Iran om tijdige terugkeer gewaarborgd te achten. Dat standpunt heeft hij naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op zijn ruime beoordelingsmarge, [3] in kunnen nemen.
5.2.
Ten aanzien van economische binding heeft verweerder er namelijk op mogen wijzen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn vrouw regelmatig en substantieel inkomen hebben in Iran of anderszins economisch aan Iran gebonden zijn. Eiser en zijn vrouw hebben geen stukken overgelegd die zien op hun inkomen. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd ook niet gesteld dat zij daar niet aan kunnen komen. Eiser had verder bij zijn aanvraag stukken overgelegd die zien op onroerend goed, spaargeld en een aanstelling in Iran maar verweerder mocht vinden dat daaruit onvoldoende economische binding blijkt. Dat eiser en zijn vrouw naar Iran terug moeten om hun onroerend goed en spaargeld te beheren hebben zij namelijk niet gesteld of aannemelijk gemaakt. De aanstelling van eiser zegt op zichzelf, zonder stukken die zien op inkomen, ook onvoldoende over economische binding.
5.3.
Ook mocht verweerder vinden dat onvoldoende blijkt van sociale binding met Iran. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn vrouw een volwassen zoon in Iran hebben die nog bij hen inwoont, maar van hem mocht worden verwacht dat hij als volwassene zonder zijn ouders kan functioneren.
5.4.
Eiser heeft verder nog aangevoerd dat hij en zijn vrouw in 2005 en 2015 naar de Europese Unie zijn gereisd en toen ook zijn teruggekeerd. Verweerder heeft dit, alleen al wegens het tijdverloop van acht jaar sinds het laatste bezoek, van onvoldoende gewicht mogen vinden om tijdige terugkeer op dit moment te waarborgen. Ook heeft eiser nog gesteld dat referent al veel vaker als referent heeft opgetreden waarbij zijn bezoekers altijd netjes terug zijn gekeerd. Dit kan de rechtbank echter niet controleren, omdat hij dit niet met stukken heeft onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Verweerder mag volgens de toepasselijke regels [4] afwijzen als een van de afwijzingsgronden van toepassing is. Omdat uit het voorgaande blijkt dat verweerder een van de afwijzingsgronden heeft mogen tegenwerpen kan de afwijzing hoe dan ook in stand blijven. Daarom bespreekt de rechtbank de beroepsgronden gericht tegen de andere afwijzingsgrond niet.
Had verweerder eiser moeten horen in bezwaar?
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het bezwaar als kennelijk ongegrond heeft mogen afdoen en dat hij dus mocht afzien van horen. Hij heeft in de besluiten van 29 december 2022 aangegeven dat de sociale en economische binding met Iran onvoldoende onderbouwd waren. Eiser en zijn vrouw hebben in bezwaar geen stukken overgelegd die daarop zien, of aangevoerd dat en waarom die niet van hen gevergd kunnen of hoeven worden. Zij hebben enkel gegevens overgelegd die zien op het inkomen van referent. Daarmee was er op grond van het bezwaar redelijkerwijs geen twijfel over dat de afwijzingsgrond van twijfel aan tijdige terugkeer gehandhaafd zou blijven en het bezwaar niet tot een ander standpunt dan in het primaire besluit kon leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.V.A. Corstens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, onder a, sub ii, van Verordening 810/2009/EG (Visumcode).
2.Artikel 32, eerste lid, onder b, van de Visumcode.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862, onder 63.
4.Artikel 32, eerste lid, van de Visumcode.