ECLI:NL:RBDHA:2024:10945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft eiser op 7 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 7 september 2023 aan eiser meegedeeld dat hij in de nationale procedure wordt opgenomen, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten in het kader van de Dublinverordening. Eiser heeft de minister op 6 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 26 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
In deze zaak is de aanvraag op 7 november 2022 ingediend en de beslistermijn is gestart op 2 september 2023, nadat Nederland verantwoordelijk werd voor de asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 7 maart 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn van vijftien maanden op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.