ECLI:NL:RBDHA:2024:10941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
09/228431-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een belastingambtenaar met betrekking tot kentekeninformatie

In de zaak van de omkoping van een belastingambtenaar heeft de rechtbank Den Haag op 15 juli 2024 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1979 in Marokko, werd beschuldigd van het betalen van een ambtenaar van de Belastingdienst om toegang te krijgen tot vertrouwelijke kentekeninformatie. Dit gebeurde in de periode van 10 april 2022 tot en met 25 mei 2022, waarbij de verdachte in samenwerking met een onbekende medeverdachte handelde. De rechtbank stelde vast dat de verdachte de ambtenaar heeft benaderd met het verzoek om informatie over 26 kentekens, waarbij hij geldbedragen in het vooruitzicht stelde. De verdachte ontving €150 per kenteken, waarvan hij een deel aan de ambtenaar doorgaf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door deze handelingen, heeft bijgedragen aan het ondermijnen van het vertrouwen in overheidsorganisaties. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het doen van een gift aan een ambtenaar met het oogmerk om deze in zijn bediening iets te laten doen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder geen soortgelijke veroordelingen en had meegewerkt aan het onderzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/228431-22
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] (Marokko),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.E. van der Wiel naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2022 tot en met 25 mei 2022 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een ambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten een of meer geldbedragen, althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
- met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening als ambtenaar, iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn huidige en/of vroegere bediening als ambtenaar, in strijd met zijn plicht is gedaan en/of nagelaten,
namelijk het doorgeven aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van informatie uit een of meer systemen van de Belastingdienst en/of toegankelijk voor medewerkers van de Belastingdienst te weten informatie met betrekking tot de volgende kentekens:
op 10 april 2022 [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of
op 15 april 2022 [kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of
op 17 april 2022 [kenteken 5] en/of [kenteken 6] en/of
op 20 april 2022 [kenteken 7] en/of [kenteken 8] en/of
op 30 april 2022 [kenteken 9] en/of [kenteken 10] en/of [kenteken 11] en/of
PH-168-R en/of [kenteken 13] en/of
op 1 mei 2022 [kenteken 14] en/of
op 3 mei 2022 [kenteken 15] en/of
op 4 mei 2022 [kenteken 16] en/of [kenteken 17] en/of
op 7 mei 2022 [kenteken 18] en/of
op 8 mei 2022 [kenteken 19] en/of
op 11 mei 2022 [kenteken 20] en/of [kenteken 21] en/of [kenteken 22] en/of
op 12 mei 2022 [kenteken 23] en/of
op 13 mei 2022 [kenteken 24] en/of
op 16 mei 2022 [kenteken 25] en/of
op 25 mei 2022 [kenteken 26]

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20210100 (onderzoek [onderzoek] ), van de Rijksrecherche, met bijlagen. Het dossier is niet doorlopend genummerd. Per bewijsmiddel is tussen haken als vindplaats steeds het betreffende dossieronderdeel en het paginanummer weergegeven.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 2 juli 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot bevragingen, d.d. 30 april 2022 en 16 mei 2002, opgemaakt op 20 september 2022 (zaakdossier 01, p. 72-79);
3. Het proces-verbaal van bevindingen resultaten telefoon [de verdachte] , opgemaakt op 1 november 2022 (zaakdossier 01, p. 128-135);
4. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 18 oktober 2022 (persoonsdossier [de verdachte] , p. 4451);
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 14 september 2022 (persoonsdossier [medeverdachte] , p. 24-36).
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen staan de volgende feiten vast.
In de periode van 10 april 2022 tot en met 25 mei 2022 heeft de verdachte bij [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), die – zoals de verdachte wist – als ambtenaar bij de Belastingdienst werkte, informatie gevraagd over in totaal 26 kentekens.
Uit whatsappberichten en observaties blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] in deze periode elkaar ontmoetten op de Elandstraat in Den Haag of elders en dat op de dagen genoemd in de tenlastelegging [medeverdachte] de kentekens heeft bevraagd in de systemen van de Belastingdienst en andere systemen waartoe hij uit hoofde van zijn functie toegang had. [medeverdachte] maakte in de telefoon van de verdachte een notitie met daarin de gegevens die deze bevraging(en) opleverden. De notities zijn aangetroffen in de telefoon van de verdachte en de dagen en tijdstippen waarop deze notities zijn gecreëerd komen overeen met de dagen en tijdstippen waarop de bevragingen naar de kentekens door [medeverdachte] zijn gedaan.
De verdachte vroeg [medeverdachte] steeds de bevragingen te doen op verzoek van een onbekend gebleven medeverdachte. De verdachte ontving daarvoor van die medeverdachte een bedrag van € 150,- per kenteken. De verdachte hield daarvan € 50,- en [medeverdachte] kreeg € 100,-, terwijl [medeverdachte] ook heeft gezegd € 1.000,- te willen hebben voor twintig kentekens.
Op grond van deze feiten staat vast dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten om [medeverdachte] gegevens te laten bevragen. De medeverdachte stelde de verdachte immers geld in het vooruitzicht, en de verdachte gaf of beloofde een deel daarvan aan [medeverdachte] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 10 april 2022 tot en met 25 mei 2022 te Den Haag en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander telkens een ambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst (een) gift(en) en/of belofte(n) heeft gedaan te weten een of meer geldbedragen,
- met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening als ambtenaar,
iets te doen en/of
- naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn bediening als ambtenaar, in strijd met zijn plicht is gedaan,
namelijk het doorgeven aan hem, verdachte van informatie uit systemen van de Belastingdienst en/of toegankelijk voor medewerkers van de Belastingdienst te weten informatie met betrekking tot de volgende kentekens:
op 10 april 2022 [kenteken 1] en [kenteken 2] en
op 15 april 2022 [kenteken 3] en [kenteken 4] en
op 17 april 2022 [kenteken 5] en [kenteken 6] en
op 20 april 2022 [kenteken 7] en [kenteken 8] en
op 30 april 2022 [kenteken 9] en [kenteken 10] en [kenteken 11] en [kenteken 27] en [kenteken 13] en
op 1 mei 2022 [kenteken 14] en
op 3 mei 2022 [kenteken 15] en
op 4 mei 2022 [kenteken 16] en [kenteken 17] en
op 7 mei 2022 [kenteken 18] en
op 8 mei 2022 [kenteken 19] en
op 11 mei 2022 [kenteken 20] en [kenteken 21] en [kenteken 22] en
op 12 mei 2022 [kenteken 23] en
op 13 mei 2022 [kenteken 24] en
op 16 mei 2022 [kenteken 25] en
op 25 mei 2022 [kenteken 26]
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes weken schuldig gemaakt aan omkoping van een ambtenaar van de Belastingdienst. De verdachte vroeg die ambtenaar om aan de hand van kentekens informatie op te vragen, zoals persoons- en adresgegevens, waarbij hij zich – bewust – onwetend heeft gehouden over de reden en achtergrond van de verzoeken om informatie. Gebleken is dat het vragen naar informatie een criminele achtergrond had. Zo heeft de verdachte een kenteken laten bevragen van een auto die eerder die dag betrokken was bij een ripdeal van een partij cocaïne. Die auto is later uitgebrand aangetroffen. Ook is gebleken dat kort na een tweetal bevragingen van kentekens op verzoek van de verdachte de persoon op wiens naam die kentekens stonden, en wiens adres na bevraging werd gedeeld met de verdachte, in de nabijheid van zijn woning is geliquideerd. Hoewel een directe link tussen het traceren van de gegevens van de kentekenhouders en voornoemde gebeurtenissen niet is vastgesteld – en dus of en zo ja welke rol de verdachte daarin speelde – geeft het aanleiding te veronderstellen dat de verdachte, ook al was het maar zonder zich daarvan bewust te zijn, deel was van een groter crimineel geheel. In ieder geval benadrukt het eens te meer dat informatie van de overheid voor crimineel gebruik van waarde kan zijn, en dat degenen die zich bij het illegaal bevragen en verstrekken van die informatie betrokken zijn, belangrijke
facilitatorszijn. De verdachte heeft uit eigenbelang in relatief korte periode een aanzienlijk aantal kentekens laten bevragen. De verdachte heeft er daarmee actief aan bijgedragen dat het vertrouwen in overheidsorganisaties ernstig wordt aangetast. Deze vorm van criminaliteit schendt in ernstige mate het vertrouwen dat in overheidsorganisaties moet worden gesteld en ondermijnt zodoende het bevoegd gezag.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een straf, zoals gevorderd door de officier van justitie op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren onder de voorwaarde dat de verdachte geen strafbare feiten pleegt. De rechtbank houdt daarmee rekening met het feit dat de verdachte, hoewel hij een strafblad heeft, niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld en al enige tijd niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij, toen hij geconfronteerd werd met een (mogelijk) gevolg van een van de bevragingen – de hierboven genoemde liquidatie – heeft meegewerkt en heeft bekend. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de verdachte een stok achter de deur heeft om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst weer de fout in gaat.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 177 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de meerdaadse samenloop van
medeplegen van aan een ambtenaar een gift of een belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meerdere malen gepleegd;
en
medeplegen van aan een ambtenaar een gift of een belofte doen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening is gedaan, meerdere malen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF (12) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot vier (4) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Ö. Aydin, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2024.