ECLI:NL:RBDHA:2024:10939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
NL24.12949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval stelt eiseres dat er op 28 februari 2024 een ingebrekestelling is gestuurd. Deze is echter niet door de minister ontvangen. De rechtbank heeft eiseres verzocht een bewijs van de verzending van de ingebrekestelling te sturen.

Om die reden is het beroep niet-ontvankelijk. Ten tijde van het instellen van dat beroep was er namelijk geen situatie waarin de minister in gebreke was. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiseres is er niet in geslaagd om de verzending van de gestelde ingebrekestelling van 28 februari 2024 aan te tonen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze verzending niet heeft plaatsgevonden en dat de minister de gestelde ingebrekestelling van 28 februari 2024 dan ook niet heeft ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12949
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Hassan), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), de minister (gemachtigde: L. Brons).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
3. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval stelt eiseres dat er op 28 februari 2024 een ingebrekestelling is gestuurd. Deze is echter niet door de minister ontvangen. De rechtbank heeft eiseres verzocht een bewijs van de verzending van de ingebrekestelling te sturen. Hierop heeft eiseres een ontvangstbevestiging van een
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
ingebrekestelling van 1 mei 2024 ingebracht. Dit betreft geen onderbouwing van de stelling dat eiseres op 28 februari 2024 een ingebrekestelling heeft gestuurd naar de minister.
Eiseres is er dus niet in geslaagd om de verzending van de gestelde ingebrekestelling van 28 februari 2024 aan te tonen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze verzending niet heeft plaatsgevonden en dat de minister de gestelde ingebrekestelling van 28 februari 2024 dan ook niet heeft ontvangen.
4. Om die reden is het beroep niet-ontvankelijk. Ten tijde van het instellen van dat beroep was er namelijk geen situatie waarin de minister in gebreke was.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.