ECLI:NL:RBDHA:2024:10931
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 15 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De verzoeker, een Venezolaanse nationaliteit met een V-nummer, had op 28 april 2024 beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die op 3 april 2024 waren genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL24.18548. Gelijktijdig met het beroep heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
De zitting vond plaats op 27 juni 2024, waarbij de gemachtigden van zowel de verzoeker als de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Echter, op dezelfde dag als de uitspraak over de voorlopige voorziening, had de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep onder zaaknummer NL23.18548. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.