ECLI:NL:RBDHA:2024:10923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. De aanvraag was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J. Dijkman. Op 16 mei 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van verzoeker. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De verweerder heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan het beroep van de indiener.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoetgekomen is aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Daarnaast moet de verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.