ECLI:NL:RBDHA:2024:10903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
NL24.13892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle op 27 september 2023, waarin werd bepaald dat de Minister van Asiel en Migratie binnen zestien weken moest beslissen op de aanvraag van eisers. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat het procesbelang blijft bestaan zolang er geen besluit is genomen. De rechtbank volgt het standpunt van de verweerder niet, die stelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de dwangsom nog niet was verbeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.

De rechtbank legt de minister een termijn van twaalf weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens wordt een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de minister in gebreke is. Daarnaast krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.13892
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4], eisers V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] en [V-nummer 4]
(gemachtigde: mr. D. de Vries), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder (gemachtigde: Y. Khdim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingediend na de uitspraak van deze rechtsbank, zittingsplaats Zwolle, van 27 september 2023 (ECLI:NL:RBOVE:2023:3812). In die uitspraak staat dat verweerder binnen zestien weken moet beslissen op de aanvraag van eisers. Eisers stellen nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹

Beoordeling door de rechtbank

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.² Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.³
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 27 september 2023 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een besluit.⁴
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het beroep van eisers niet- ontvankelijk moet worden verklaard, doordat er geen sprake is van een procesbelang. Verweerder stelt dat dit zo is, omdat de dwangsom naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, nog niet was volgelopen ten tijde van het instellen van het beroep. De redenering is dat eisers redelijkerwijs niet in een gunstigere positie kunnen komen door het nieuwe beroep.
5. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In de uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2022 is geoordeeld dat het procesbelang bij een beroep tegen het niet tijdig beslissen bestaat uit het feit dat verweerder nog geen besluit heeft genomen.⁵ Bij een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit blijft het procesbelang in beginsel bestaan zolang er geen besluit is, ook als een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is verbeurd.
6. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eisers. Het beroep is daarom gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.⁶ In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.⁷
8. Verweerder heeft verzocht om een termijn van zestien weken voor het nemen van een besluit. Verweerder heeft hierbij concreet aangegeven waarom hij deze termijn nodig acht. De rechtbank ziet in deze toelichting aanleiding om een andere nadere beslistermijn op te leggen dan twee weken. De rechtbank volgt verweerder evenwel niet in zijn verzoek om een termijn van zestien weken te geven. Deze termijn heeft verweerder immers al eerder gehad en niet benut. Eén en ander brengt de rechtbank ertoe om verweerder thans een termijn van twaalf weken te geven om te beslissen op de aanvraag van eisers. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.⁸

Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?

10. Eisers hebben de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee
6 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.⁹
11. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen de onder 8 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.
14. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
9 Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb en artikel 4:18 van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.