ECLI:NL:RBDHA:2024:109
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Zweden onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, een Syrische vrouw, had op 17 juni 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Zweden verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Zweden als verantwoordelijke lidstaat is vastgesteld op basis van de Dublinverordening. Eiseres voerde aan dat er een risico op indirect refoulement bestond door verschillen in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Zweden. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris zijn standpunt deugdelijk heeft gemotiveerd en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Zweden geen bescherming zou krijgen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken op basis van bijzondere individuele omstandigheden. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat haar situatie in Zweden onveilig zou zijn of dat zij geen adequate bescherming zou ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de staatssecretaris, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.