ECLI:NL:RBDHA:2024:10887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/09/647551 / FA RK 23-3459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met Marokkaanse huwelijksdatum en betwisting van duurzame ontwrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in Marokko zijn gehuwd. De man verzocht om echtscheiding en stelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht, terwijl de vrouw dit betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek te oordelen. De rechtbank heeft besloten om uit te gaan van de huwelijksdatum zoals geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP), die afwijkt van de door de man en vrouw opgegeven datum.

De rechtbank heeft overwogen dat de man volhardt in zijn wens om te scheiden en dat er feitelijk al drie jaar gescheiden leven is. Dit was voldoende om de duurzame ontwrichting van het huwelijk vast te stellen. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot echtscheiding toegewezen. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te delen, wat door de rechtbank als niet weersproken is toegewezen. Het verzoek van de man om de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen is afgewezen, omdat het verzoek onvoldoende concreet was.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de echtscheiding wordt uitgesproken, dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning wordt en dat het verzoek tot verdeling van de gemeenschap van goederen wordt afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter J. Visser, bijgestaan door griffier P.M.A. van Oosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3459
Zaaknummer: C/09/647551
Datum beschikking: 19 juni 2024

Scheiding

Beschikking op het op 11 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. A. Vijftigschild te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S. Salhi te Rijswijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de man;
  • het bericht van 24 mei 2023 namens de man;
  • het verweerschrift, ook houdende een zelfstandig verzoek, namens de vrouw;
  • het verweer op het zelfstandige verzoek namens de man;
  • de brief van 3 mei 2024, met bijlage, namens de man;
  • het bericht van 21 mei 2024 namens de vrouw.
Op 22 mei 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat en de advocaat van de vrouw. De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd in Marokko.
  • Volgens de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) hebben de man en de vrouw nu in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt tot echtscheiding met een nevenvoorziening tot een bevel aan partijen om over te gaan tot scheiding en deling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig – in het geval dat de rechtbank de echtscheiding uitspreekt – toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .
De man refereert zich ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de vrouw aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Volgens uittreksels uit de BRP hebben beide partijen de Nederlandse nationaliteit. De Nederlandse rechter komt daarom met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe op grond van artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Huwelijksdatum en -plaats
Volgens de man en de vrouw zijn zij gehuwd op [huwelijksdag 1] 1974. In de BRP staat geregistreerd dat de man en de vrouw zijn gehuwd op [huwelijksdag 2] 1973. Op de zitting is met de man en de vrouw afgesproken dat in deze procedure uit zal worden gegaan van de huwelijksdatum zoals geregistreerd in de BRP. Verder zijn de man en de vrouw het erover eens dat zij zijn gehuwd in [plaats] , Marokko, zodat de rechtbank daar van uit zal gaan.
Inhoudelijke beoordeling
De man stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hij geeft aan dat partijen al zeven jaar ruzie hebben. Volgens de man heeft hij geprobeerd om de situatie te repareren, maar dit is niet gelukt. De man stelt verder dat hij erg ziek was en dat de vrouw hem hierin niet heeft ondersteund. Ook geeft de man aan dat zijn eigendommen door de vrouw uit het huis zijn gegooid en dat hij van de vrouw het huis niet meer in mag.
De vrouw betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Zij geeft aan dat er enige spanningen waren, maar dat op basis hiervan niet kan worden gesproken van ontwrichting van het huwelijk. Daarnaast verzet de vrouw zich om principiële en religieuze redenen tegen de echtscheiding.
De rechtbank overweegt dat indien één van beide partijen het huwelijk niet wenst voort te zetten, dit voldoende is om de duurzame ontwrichting van het huwelijk aan te nemen. De man volhardt in zijn wens om van de vrouw te scheiden. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat de man en de vrouw feitelijk al drie jaar gescheiden leven. De rechtbank stelt daarom vast dat er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. De rechtbank zal het hierop steunende verzoek van de man tot echtscheiding als op de wet gegrond toewijzen.
Huurrecht echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De echtelijke woning van de man en de vrouw ligt in Nederland. Gelet op artikel 4 lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van de woning.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te delen. De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Bevel verdeling gemeenschap van goederen
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek om de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen.
De vraag welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen dient, gelet op de datum van de huwelijkssluiting, beslist te worden door toepassing van de in het Chelouche/Van Leer-arrest (HR 10 december 1976, NJ 1977, 275) geformuleerde conflictregels. Volgens de aanknopingsladder van dit arrest wordt het toepasselijke huwelijksvermogensrecht bij ontbreken van een gezamenlijke rechtskeuze van de aanstaande echtgenoten bepaald door hun gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting. De rechtbank gaat ervan uit dat de man en de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting allebei de Marokkaanse nationaliteit hadden, zodat het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door Marokkaans recht. Voor zover partijen ten tijde van de huwelijkssluiting beide (ook) de Nederlandse nationaliteit hadden, geldt op grond van de verwijzingsregels van Chelouche/Van Leer het huwelijksvermogensstelsel van het land van de eerste huwelijksdomicilie. In dat geval is het Marokkaanse huwelijksvermogensstelsel van toepassing, aangezien het eerste huwelijksdomicilie van partijen Marokko was. Uit de BRP blijkt namelijk dat partijen zich pas in 1983 in Nederland hebben ingeschreven. Ook in dat geval moet het verzoek tot verdeling worden beoordeeld naar Marokkaans recht.
Inhoudelijke beoordeling
De man verzoekt partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft zich verweerd tegen dit verzoek van de man. De rechtbank overweegt, zoals ook op de zitting is besproken, dat het verzoek van de man onvoldoende concreet is en dat hij dit ook niet nader heeft geconcretiseerd nadat de vrouw verweer heeft gevoerd. De rechtbank zal gelet hierop het verzoek van de man afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag 2] 1973 in [plaats] , Marokko;
*
bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurster zal zijn van de woonruimte aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] , en verklaart deze voorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 juni 2024.