ECLI:NL:RBDHA:2024:10862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring van een Egyptische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. De eiser, een Egyptische vreemdeling, had beroep ingesteld tegen het besluit van 23 juni 2024, waarin de minister de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Akkas, en een tolk, G. Ahmed. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J.C. van Ossenbruggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de maatregel van bewaring had opgelegd vanwege het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel voldoende waren onderbouwd, ondanks dat de eiser enkele gronden had betwist. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over het opleggen van een lichter middel en de voortvarendheid van de minister beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de minister adequaat had gehandeld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 juli 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.26880
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Akkas),

en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), de minister (gemachtigde: J.C. van Ossenbruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ahmed. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [1978] .
Gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en
eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Na de betwisting door eiser, heeft de minister de zware grond 3d op zitting prijsgegeven. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering van die overige gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Lichter middel
4. Eiser stelt dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser voert daartoe aan dat de maatregel van bewaring een ultimum remedium is. Volgens eiser had de minister kunnen volstaan met een meldplicht of een borgstelling.
5. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel blijkt dat er een risico is dat eiser zich onttrekt aan het toezicht op vreemdelingen. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring, waarin hij aangaf niet naar Egypte te zullen terugkeren. De uitzetting van eiser staat gepland op 10 juli aanstaande. Het belang van de minister bij de voortduring van de maatregel van bewaring weegt dan ook zwaarder dan het belang van eiser bij beëindiging daarvan. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarendheid
6. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan zijn uitzetting. Daartoe voert eiser aan dat er op 26 juni 2024 een vlucht naar Egypte was gepland. Deze is op 26 juni 2024 geannuleerd. De nieuwe vlucht staat gepland op 10 juli 2024. Hierdoor blijft eiser nog eens twee weken langer in bewaring zitten, terwijl er volgens hem dagelijks vluchten van Nederland naar Egypte plaatsvinden.
7. Ook deze beroepsgrond treft geen doel. Al op 26 juni 2024 heeft de minister direct een nieuwe vlucht aangevraagd. Op 2 juli 2024 heeft de minister een vluchtakkoord ontvangen. Vervolgens is op 4 juli 2024 bekend geworden dat er een vlucht voor
10 juli 2024 is geboekt. De rechtbank overweegt dat de minister bij de organisatie van een vlucht afhankelijk is van de medewerking van de Egyptische autoriteiten en dat de minister
niet “zo maar” een willekeurige vlucht kan boeken. Tegen de achtergrond van het tijdsverloop sinds 26 juni 2024 en de organisatorische aspecten, heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld met de planning van de nieuwe vlucht op 10 juli 2024.
Ambtshalve toetsing
8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van R.A. Oelen, griffier.
zaaknummer: NL24.26880
4
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
09 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.